B a l s a m i n a . C v c v m e b t n a I n d i c a t e v c t v
C A P. UV.
BALSAMINA CUCUMER1NA INDICA
FRUCTU MAJORE FLAVESCENTE.
PANDI-PAVEL Hort. Mal.
INDIAÀNSCH CÙMCOMMERAGH*
TIG B A L S E M-KRVTD , M E T
B E N GROOTE G E E L R
VRUCHT. :
U T palam fia t, quantum valeat ars
circa culturam plantarum exotica-
rum, confultum duxi, haue , cujus fru-
¿lus maturos in Hotto Noftro Anno
M D C txxxvm & M DC xc. confpexi*
mus , cxteris adjungere , quantumvis in
Horto Mal. fit defcripta.
Radice firmatUr fibrofà , è qui vitìculaé
producuntur, quae, nifi adminiculis fufti*
neantur,. in terram procumbunt , alias vi-
cinis quoque fìirpibus aut perticìs ftfe cir-
cumvolventes, capreolorum beneficio, iis
cobasrent.
Folia bina ex adveriò reipondeutia ) in
feptem lacinias profundas & angulofas, dì*
vifa, longìorìbus pedìcnlis appenfa, Vitis
foliis"fimilia» capillis exilibus obfitafuntj
odorem fsetidum exhalantia, fapore amaro.
Flores inodori, penta petali, colore in
dilutiorem flavedinem inclinantes, fex ila-
minibus medium occupantibus , praediti ;
multi ex iis fteriles aut inútiles evadunt,
quod plantis cucumeraceis admodum familiare
, frugiferi vero prsevium habent fru-
&us rudimentum, Cujus apici flos marcel*
cens infidet.
Frü&us oblongus» ventricofus, extremo
mucronatus, Cucumeris forma : corteX
verrucofus & tuberculis exafperatus, primo
herbido pallore albefeens, tandemque
colorem croceum induens -, hujus pars extrema
per maturitatem dehifeit, in cu*
jus hiatu pulpa fungofa , ut & femi-
na colorís citrini, involucro fanguineò
Niet tegenßaande ditgeWas in den Har*
tus Mal. is. befihreven, föbebbe ik e-
VenWel geraden gevonden, defefoe hier by
te voegen, om te toonen hoe verre men deot
de konfie van culture de vreemde gewaffen
hierje lande kan br engen , en heeft deje in
onfen H of rijtbe vmebteß. voertgebraebt in
de Taren i<?B8 en 1639*.
Hei heeft een zaze/achtige Wortei, ’Staat
uyt riffige. takjens voartkomm, die t«r aar-
de nedeitkggen,\ teu. jy defihxe on.dei'.fteunt
worden * anders; ja. tmkevfe haar ook w4
naß mn. de byßaande geviajfen» ofßaah-
jetts, en dat. chm bare clctwierhens..
De bladeren, gelijhen die UM de. Wiijn?
gaard niet qualiße, twe aan twe. ov& mal*
bänderen geplaatß , en in fiv en dieße etl
boekige verdeeltbeden gejneden zynde; de*
felve rußen op lange Voetjens, enßjn met
kleenehayrijetis befet zünde, ¡linkende van
renk, en bitter van jmaak.
De bloemen ßjn reukloos, vijf-btaderig,
licht-geel, en in V midden met fis bloem-
draden verfien | ander de felve zijnder veele,
die vrachtloos bömen a f te vollen, V welk
de comCommerige planten feer gemeen is,
maar die gene , dewelke vrucht*dragende
bloemen zy n , deß befitten van den beginne
afhet beginfelvaneen vrucht, aan wienS
nyterße bet bloemtje vaß fit , fihoon bet
aan t vergaan is.
De vrucht is gelijh als een Comcommer,
langwerpig, in't midden uyipuylende, voot
fpits toelopende : de fiborlfe is knobbelacb*
tig en oneffen, in V eerfi bleek witaebtig*
groen, daarnafafraan-verwig; wanneer
de vrucht rijp is , jo berft defelve aan V
eynde open, Waar door men als dan hei voofi,
geele, en ßetachtig merg in ''tgefigte krijgt,
D d d dul