men CaßiiS vulgaris fiminifimtle claudens.
Haäcnus Breynius. .
Seminibus iolo commiflls, fuccrevit nobis
arbufcula paucis ramis fiipata, cortice
ex cinereo albicante amifia ; caudicemra-
mulofque folia veftiunt alata, in utroque
latere uuiufcujufque coftae duodecim ad-
neñuntur foliola , brevififimis pedicellis
dire&è fibi oppofita, vix femiunciam longa,
ad bafin latiora, quàm in extremo,
Sennae Itálicas fubasmula , fupernè atrovi-
ridia, inferné dilute virefcentia, pilis vix
confpicuis oblìta, fapore herbáceo adfirio-
genti permixto.
Multo calore & humore indigens, arte
enutrienda, acfovenda, quibus adhibitis
diu illam confervavi, tandemque depingi
curavi, additis portione filiquag, ut &femi-
nibus.
In folo natali in arboream cxcrefcit pro-
ceritatctn.
fels , een ßroohalm breet ofdik; foo lange
defe vers fijn, werden iy vlefig bevonden,
en foo ik vertrouw (gedroogt zynde, is ha-
re couleur uit den asverwig, vlefig , en wat
na de roeft couleur trekkende, en voor foo
veel des felfs fubftantie aangaat, die van
Vlier niet ongelijk) van binnen hol, waar
inhetzaad geplaaft word, ’ twelk van de
gemene Cafliagelijkis, dtts verre Breynius.
De zaden van ditgewas ter aarde befleld
zynde, hebbetivjy eenBoomtjeopgekregen,
t welk geenfints takrijk, maar welmet een
af&rauweßhorfje omvangen is-, de
bladeren desftams, en der takken, fijn ge-
vleugeld (alata) aan welkers ribbens weder-,
zyds twaalfb/aderkens, op feer körte voet-
Jens vafigehegt fitten , en dat tweaantwe
dwers over malkanderen, qualijk een halVe
duyrn lang, ook breder aan haar grand, als
utteynde, gelykende die van de Italiaanfihe
oenebladeren, van bovcnen donker-groen,
vanonderen ligt-groen, befet met naulijks
ßgtbare hayrtjens, en is defe haar finaak
kruydig en wat t'famentrekkend,
Ditgewas heeft veel wärmte en vogtig-
betdvannoden., en moet do.or kanfi gekoe-
fterten voortgefet werden, dwelk vanmy
welmagtingegenomen zynde, heb ik defe
plante lang behaart, en eindelijk daen nyu
tekenen, de zaden en een gedeelte van de-
bauwe daav by gedaan zijnde.
In de natuurlyke groei-plaatswaß defeL
ve tot een hoge boory.