p
■
culo ftylo lustcolo nafcuntur, quorum apices eoloris funt
crocci. * ■
Floribus marcefcentibus fuccedunt icmina in orbem difl
polita, calicis fegmentis teda, prominente in medio cuipide.
Seminibus per maturitatem à ie inviccm difcedentibus,
expandit feiè calyx, reli&ó ftylò nutritivo, quibus femi-
nibus calice exemptisbini apparent aftèriici, quorum unus
ßc major ad ftyli baiin , alter vero fub ejus apice iitum
habet.
Geminò ieminum roftró fubiunt du* alise appendices,
roftra breviora mentientes, inter qu«e proceft'us iatis exi-
lis, coloris grifei emcrgit.
voor Pentapetalus te houden is : de gefeide vyf verdeeltheden
des Bloemsßjn eenigfints hartswijs, okerverwig, en de bloem-
draden veelyoudig, kort, bleek^ geel, verßen met kLeene jafT
fräanverwige hooftjens : defe kontert voort uit een dikagtige
Bloem-ßijl, diegeelagtig van conleur is.
*De Zaden, die deplaatfe der Bloemen innemen , ßjn in de
ronte gerangeert, engedekt van de verdeelde Bloem-kelkj defe
Zaden eindigen tcfimcn boven in een fcherpe punte.
Wanpeerde Zaden wegens hare rypigheid van den anderen
komen te wijken, foo verbreitßgde Bloem-keü^vap een,ver-
latende alfoo de voetfeltoebrengtndeBloem-ßyl, wanne er men
als dan de Zaden uit de Bloem-kolk, kpmt te nemen , foo vertonen
haar tyve flenetjens, waar ran d’eene, die de grootile
is, gevondenword aandegrond des Bloem-ft ijls, d‘andere on-
der de toppe vandefilve.
Onder beide de bekxkens der Zaden ßaan nog twe andere
aanhangfelkens , verbeeldende twe bekxkens , die korter zjjn
als de voorgemelde , tuffchen dewelke nog een kleen uitßee4
felken vporfkpmt, vtelkleender zjnde als de voorgàand'e ,zjnde
grauw-couleurig.