G A P .
a n g e l ic a , a r b o r e s c é n s sp in
o s a , SEU ARBOR INDICA
FRAXINI FOLIO , COR-
T IC E SPINOSO;
Ray. Hift. P I
DOno Reverendiffimi -Epifcopi Loh-
dinenfis, Henrici Conipton, de Audio
Botanico optitnè meriti, hanc na£ti fu-
mus plantam, cujus defcriptionem à Do-
fiiff. Rajo concinnatam verbótenùs recitare
animus eli. Hacfoliahabetamplìffima,
romofa ad inflar Angelica-, Lobi feu folia
partialia 'Angelica amula, fe d glabrioru-,
Cofta foliorum Jpinis obfita funi , non ad-
modum crebris, uri eft & truncas arboris.
Foliorum infiper pediculi latiufcula ér velut
membranacea büß causici & ramis adnexi
flint. Folia hyeme decidunt. Vidimus in
Hortó, Chelfeiano hupa generis arborem,
qua ftaturà humanam altìthdinem, craffi-
tte brachiùm Juperabat, flimma parte iti
ramos divifam. Sunt auìem germina feti
(urenti, quosquotannis emittit, admodum
truffi, foliis crebris óbfiti. In quantum al-
iitudinem exerefeat , quo atatis Jù a anno
flor er e incipiat, cujufnodi florem ci fruflum
producat, quamqùe diu auret nefeimus 5
umbelliferam tarnen effe fuficamur. Haa
cknus Rajus¡
titee ftirps fedetn fixit in Hortó tiöfitö
caudice afpero, cubitum alto, in artículos
inaiquales divifo, cortice grifeo teiio, pollicene
craffo.
XLVII.
BOOMACHTLGE ^ANGELICA M E T
DOORNEÑ.
Dlt gewas, ’t welke ons tdege/onden is
dom- den Eerwaardigen Heer Henric
Compton, Biffchop tot London, {dewelkes
om de bevorderinge, die hy toebrengd, tot
de kenniffe der gew affen, veel eere verdiend)
is van den feer geleerden Heer Raius he-
fehreven; wiehs woorden wy voorgenonien
hebb.en -alhier te verbalen. . Defe plante,
feyd hy, heeft feer breede en tak-wyfe bladeren
, gelykdegemeene Angelica, waär
mede öök hare verdeelde bladeren övereen-
komen, inet dat onderfcheyd nochtanä, dat
defe wat gladdet zijn. De ribbens , die
döor de verdeelde bladeren loopen , als
mede de flam, fijn met doorntjens befet,
dbg fpaarfaam en ver van een ilaande. De
fteelen deier bladeren üin breet, en als vlies-
achtig aan haar grond alwaar fy uyt de
ftam en takken vöort koinen. Des winters
laat dit geWas iijne bladereii vallen. ln den
Chelfiaanfen Hof is ons dufdanigen Boom,
mans hoogte overtreffende, voorgekomen,
een arm in dikte geenfints Wykende: defe
was van boven in takken verdeeld. De
botten , die defen Boom jaarlijks komt
Voort te brengen (ijn feer dik, en met veele
bladeren befet. Hoehoog defelve komtte
Waffen, op wat tijd des jäars de bloemen
haar beginnen tevettoonen, hoedanig defelve
zijn , als mede hate vruchten, hoe
lange fy 00k beftendig zijn, is onstotnog
toe°onbekend; Edog na onfe meninge is ’ t
een boom Wiens bloemen waijers-wys, en
Veele by een in de ronte zijn gefchikt, toi
hier toe ftrekken de uioorden van Raius.
Dit geiüas heeft in onfen Hof de hoogte
gekregen van een eüeboog, de dikte van een
duym, en is in leden verdeeld, die op een
ongelijke diftantie van den anderen ftaan,
omvangen van een grauvie feborffe.
W w Fo