O B S E R V A T IO N E S , 4 A N fp , K E N 1NGE N.
Inter amoeniores plantas a Florae Cultoribus reponi
mcretur hie Phaieolus minimus Americanus , qui far-
ipentis aflurgit tequiflimis cubitalibus, imo bicubitaji-
.bus pro rationc ibli, in quo oritur.
Folia fàpore fetuò ad longiuicula intervalla polita ,
ycnofiúima, quorum pediculi, leviter fulcati, digitalis
feré longitudinis, tubérculo donantur ad eorum exor-
tum.
Flores Ungulares, b in i, & plur?sineodempedículo,
leu furculo communi & tenuiori prodeunt, ad Geniftellte
flores accedentes , è quinquefoliaceis caliculis, acumin
a ta , anguftis, prodeuntes, forjs ex luteo rutafeen-
ecs, intus lutej.
g » kleene Amertcaanfche Boontje is wendig van diegene%
dewclke haar verluftigen in de oejjeninge van Elora , gefielt
te werden onder de fierlyhe en aangename gewajfen , ryfen~
de ujt t aardrijk^ met feer dünne rankikens o f ryskens , der
wclks een, ookwel twe ellebogen lang z.yn, na de hoedamgheid
en welgefieldheid des aardryks , waar uyt defelve voortkamen.
De ader-riyke enfinakelofe bladeren ftaanwytagtigyan den
anderen, op voetjens, die een vinger lang, en een weynies-
kengeveurt z.yn, ontrent haar oorfpronkjyt de riylige f cheuten
met een heuveltje begaafd z.ynde.
■ ^ osmen k?men eenfdäm , ookjwcltwe en meer tegt-
liyk^epeen gemeen voetje te voorfihyn, van gedaante die
van de (Geniftella) Kleene Brem niet ynalyk^gelykende
van bujtenujt den geele rootagtig, van binnen gants geel
waar van > bloem kelhfein v jfjfitfi enfina/le vtrdelingen is
gefcheyden,