G A P. LXXXV.
ULMI FACIE ARBUSCULA MOORELANDS ÒLMS-WYS
iETHIOPICA, • RAMULIS ALA» BOOMT JE , MET GEVLEUGELTIS
, FLORÌBUS PURPU» DE TAKJKENS, EN TEERRASCENTIBUS.
SCHE BLOEMEN.
Cai. Horti Beaumont.
FRutex eftduum triumve pedum pro-
ceritate , cortice cinereo-vitidi. ami-
&us, parteque fuperiore in varios, tenues,
ramulos divifus , quorum cutis fubfufci
coloris, fpinulis exiguis hie & illic armata.
Folia curtis pedicellis fulta, ac nullo
ordine , nunc bina & bina, nunc alterna-
tim pofita proveniunt, uficialis aut fefcun-
cialis longitudinis, unjus vero latitudinis,
ad-exortum rotunda-, margine crenata, for»
mà Ulmi minoris , folio angario, fcabrò
Umilia, dilute viridia, iàpore exficcante.
Flores dilutè rubei, inodori, pediculis
brevibus infidentes, ocionispetalis oblon-
gis, adexortum anguftis, extremorotun-
datis conftant, multisque ftaminibus luteo-
rubicundis, capitatis , in oblongiuiculo
& tereti fiylo fafciculatim nafcentibus, &
Umbilicum occupantibus, donantur.
Floribus prxteritis, fuccedunt vafcula
feminalia in terna aut quaterna loculamen»
ta angulofa partita, fuperiore parte ali»
quoufque disjun&a, & in angulòs elata,
Unoquoque femen unicum continente.
Floruit in viridario noflro A°.M DC xc.
Mcnfe Augurio.
An hxt eadem fit, de qua mentionem
fecit Clar. Prof. Hermannus in Parad. Bat.
Prod, nomine Ulmi facie arbor CuraJJavica,
affirmare haud polium : Poifidemus autem
illatn ex liberalitateNob.ac Stren. Viri D.D.
SimonisàBeaumont, qui nobis earn trans-
17 I ' Is een ivlee o f drie Doeien hoge heefter,
' bekleed met een graww-groene baß,
van boven •wert de fehle in verfcheyde dun-
ne takxkens vefdeeld, vielkers bekkedfel
rosagtig is, hier en daarmetkleenedoorn-
tjens gewapend.
De bladeren ßjnligt-groen, fiäandeon-
ordentlijk , fimtijds tviee aan Pwee tegen
over den anderen gefchikt , (omtijds een»
faam, endat op körte voetjens :: defe fijn
een ook ivel anderhalf duym lang , een
duym breet, rönd aan h 'aar begin, dan
de zijdengeßhaart, van gedaante die van
de kleene fmalbladige Olm-boom gelijk, en
opdrogendvan fmaak.
De bloemen op körte Voetjens fiaande,
ßjn ligt-rood, fonderreuk, enbeßaanuyt
agt langwerpige bloem-bladeren , die aan
haar uyterfte rond toelopen; ook ftjnfever-
fien van veel opgehoopte bloem-draden (fta-
mina) Voortkomende uyt een lang-rond
bloem-flijltje ( ftilus) aan haar uyteynden
verfien van kleene geel-roode topjes (api-
ces.) •
Na de bloemen doen haar de zaadhuys-
kens op , in drie, ook viel vierhoekige telle-
kens Verdeeid zijnde; defe ßjn van boven
een weynig van den anderen geßheyden,
en fteken hoekviijs uyt, viaarvan yder een
zaatje befit.
In onfin R o f heeft het Anno i6<)o,m de
Maand van •Augußo gebloeyt.
O f dit Boomtje’tß lve is, ivaar van de
Heer Profejjor Hermans gevlag maakt in
ßjn Par. Bat. Prod. met de name van Ulmi
facie. arbor Curaffavica , dat is , Olms-
‘ wyfe Curafiaufche Boom, en derf ik niet
verfekeren: V is ons toegefonden door den
mifit