C A P. WM.
tltH YM A LU S IN D IC U S
A R B O R E S C E N S SPINOSUS
NERII FÒLIO. ÉLA-CALLI. Horu Jital. Pari. 2.
E radice craiìa, longa , ih terrina ré-
£ là deicendente, caudex exit re&is,
duas uneias craflus, parte inferiore grifeus,
fuperiore vero atro virore praéditus, fpi-
nisqUe rigidis, fuicis , foliorum exitui fup-
pofitisj armatus.
Folià fiiptemum candicem ftipàntia , bina
inter le oppofita , fpithamam longa,
tres digitos transverfos lata , ex augurio
principiò m lubrotundum apiceni dilatata
, linguiformia , atro virore perfufa,
craffa, glabra, fuòco lafico acri turgida,
quò tota quoque gaudet pianta : Ubi fo-
lia iriferiora flavedinem induunt, brevi
decidunt, novis interim in fupremo eaudi-
ce renafcentibus.
E x bali foliorum flores cXcunt (Mert-
iibus J unio, Julio, non raro quoque fe-
rius, praefertim eo loci, ubi caudcx foliis
eft viduatus) rigidis longisque petiolis in-
iidentes, & quinis petalis lutco-viridibus
& rotundis conftantes, in quorum medio
capitulum prominulum $ ftaminum locoj
Hifòe màrcefcentìbus fuccedhnt feltìi-
hum conceptacula trilatera.
Perquam tenera frigoriique impatierì-
tiflima eft pianta, qua; parciffimè irrigan-
da, conièrvandaque hyeme in repofitoriis
vitreis, ineunte vero sellate ftraminibenè
flercorato imponenda.
Vires quod àttinet, eàs convenire Cutiì
.Cxteris Euphorbii fpeciebus, non eft cur
INDIAANSCH BO OM A G TIG GÈ*
DOORNT W OLFS-MELK.MET
OLEANDER BLADEREN.
DE flamme -, die fijn oorjpvonk heefii
uit een dikke, lange , en regt ne-
der fehlet ende wartet y is title duym diky
Van ondereii grauw * van boven don-
ker -groen, en inet ftijve., feherpflekende,
bruyne dornten b efit, dewelke onder deü
bladeren oorfpronk Voortkomen!
De bladeren flaän digt byeen , aan hei
ögperfle van de fleel j twe aan tvle over
den anderen • defelve fijn e,enjgann.etlangy
drie vingeren breet , fin al aanham begin,
00k rondagtig en breet aan haar uyteyn-
den, donkergroen, iongsw'ijfe,dik,glad,
Vervult mei een mit fcherp melk'agtigfap,
waar van de geheele ‘Plante 00k verfien
is; vianneer d'onderfie bladeren geel war*
den j fioo vallenfe in körten tijd a f, in welker
s plaatze * eenigen tijd daarna, ande-
re komen aaniegroeien.
De Bloernen komen Voori aan den oor-
jpronk der bladeren , en dat op ftevigi
en lange VOeijens $ (in de dMaanden vati
jfuny, fluly, 00k wet later, en voorna-
menilijk ter plaatfe des ftams * daar de
blader enaifgevatlen zijn :j defefijn gemaakt
uyt v y f geel*groene ronde bloem-blader*
kens , in'Welkers midden een üytpuylend
hooftje fig opdoet * in plaatfe van Bloem*
draden.
.N a h Vergaan der Bloemen , Vertonen
haar driehoekige Zaadhuyskens.
Dit gewat is feer teder , en kan 00k
iegens geen koude $ het moet weynig watert
gegeven vlorden tot desfelfs onderhoudy
en ’s winters in glafekajjen gehouden war*
den ; 't is öok nödig datmen V /ehe in V be*
gm des fomerl op goede paerdemis get.
Aangaande de kragten, ik en twijfels
niet o f defelve komen over een met die van
N du*