
bestemd om als een meer blijvende regeling te dienen 3I3. Als grond-
slag nam zij het Hollandse plakkaat van 22 December 1686, waaruit
werden overgenomen het verbod om payementen te slaan en de
verplichting van de muntmeesters uitsluitend Staten-munten of
negotie-penningen te slaan, de vaststelling van de zilverprijs op
f. 25:2 (resp. f. 25:1 voor de Wisselbanken) en de jurisdictie van
de Generaliteit over de muntmeesters; toegevoegd werden enkele
bepalingen uit het plakkaat van 3 Mei 1690, nl. de last tot ophalen
van alle Stempels van verboden muntsoorten en de verplichting van
de Wisselbanken het niet voor lingotten benodigde ter munte te
verkopen, niet echter -— dit op aandringen van Amsterdam ■— de
bepalingen omirent de zilveruitvoer; nieuw waren een reeks artikelen
tegen fraude door de muntmeesters.
Het project, dat wegens de geest, die er uit sprak, voor een
ontwerp van commissarissen van de Amsterdamse Wisselbank
gehouden werd, wekte algemene verontwaardiging in de land-
provincien: juist in de weken, dat het bekend geworden was,
haastten deze zieh hun muntmeesters toe te staan de slag van schel-
lingen te hervatten, daar zij de hoop op een algemene regeling nu
verloren. Generaalmeesters j— thans eensgezind in het bewustzijn,
dat uitvoering van een dergelijk plan in ieder geval alle muntslag
geheel onmogelijk zou maken — formuleerden een aantal amende-
menten om althans enigszins aan de gerechtvaardigde wensen van
de muntmeesters tegemoet te komen3IÄ: gelijke bestraffing van
muntmeesters en handelaars — voorgesteld was verbeurte van 5/8
van het in strijd met de bepalingen verkochte zilver, waarvan 4/8 ten
laste van de koper —, limitering van het voor lingotten af te zon-
deren bedrag, beperking van de aansprakelijkheid van de muntmeesters
r— voorgesteld was, dat deze elke afwijking van in de
omloop aangetroffen stukken zouden moeten vergoeden <— en her-
stel van het gedeeltelijk uitvoerverbod. Zij waren zieh echter zeer
wel bewust, dat ook tegen de muntmeesters gegronde grieven
bestonden 3I?; met het oog hierop wilden zij nog steeds beperking
van het aantal gezellen per munthuis, strenge contrôle op de muntmeesters,
verbod van het geven of vragen van particulière consenten
van gewesten of steden en verbod van het verpachten van de munt-
huizen.
H.E.G.M. begrepen inderdaad, dat enige tegemoetkoming
noodzakelijk was: zij aanvaardden een tweede project, opgesteld
door de Utrechtse gedeputeerde van Weede van Dijckvelt in overleg
met de Hollandse heren. Hierin werd het uitvoerverbod van de helft
van het aanwezige zilver hersteld, de straf voor koper en verkoper
gelijk gemaakt, de aflevering van lingotten iets bemoeilijkt — hoe-
wel niet aan een vast quantum gebonden —, de aansprakelijkheid
van de muntmeesters tot die voor grove afwijkingen beperkt en het
verbod van particulière consenten duidelijk omschreven3l8. Dit
ontwerp werd 23 Maart 1691 aan de provincien rondgezonden,
wederom met gelijktijdig verzoek de payement-slag voor de tijd van
één maand te staken. Ten derden male werden door Utrecht, Gelderland
en Overijsel de Stempels opgehaald. De tekst van het plakkaat
werd echter slechts door Holland en Utrecht zonder voor-
behoud goedgekeurd; Gelderland weigerde en Zeeland en Overijsel
betuigden wel instemming, maar eisten aanvulling met enige waar-
borgen voor de muntmeesters; bovendien hadden Gelderland en
Overijsel overwegend bezwaar tegen de overdracht van de jurisdictie
over de muntmeesters aan de Generaliteit3I9.
Zodoende kwamen de besprekingen opnieuw in een impasse.
Op een muntvisite in Mei en Juni constateerde Boreel, dat alom
de Stempels waren ingetrokken en in het geheel niet gemunt werd
— behalve dan in Groningen en Friesland, waarheen hij het niet
de moeite waard vond zijn reis voort te zetten; zelfs was in Zeeland
op zijn verzoek de aanmunting van dubbele daalders op 19 Juni
gestaakt 32°. Op dat ogenblik hadden echter de anderen alweer het
geduld verloren: 25 Juni deelden de gedeputeerden van Overijsel
ter Generaliteit mede, dat H.E.M. nog steeds bereid waren het
laatste concept <— met de door hen gewenste amendementen —■ te
aanvaarden, doch intussen, gezien de termijn van één maand ver-
streken was zonder dat een beslissing was gevallen, de Stempels
weer hadden teruggegeven. De Gelderse steden, wier Staten nog
niets beloofd hadden, hervatten de muntslag eveneens, zodat het
in het voorjaar binnengevallen zilver in Juni en Juli toCh weer voor
een belangrijk deel in schellingen omgezet kon worden 32r.
Thans was het geduld van H.H.M. en van allen, die de ge-
varen van de steeds voortgezette uitgifte van minderwaardig geld
inzagen, uitgeput. Vooral de betaling van het leger te velde dreigde
in het gedrang te komen, daar verschillende provincien hun regi-
menten alleen in schellingen wilden betalen, welke echter bij door-
voer door Holland op grond van het plakkaat van 1686 in beslag