
zieh tot de Staten van West-Friesland richtte, die wel zwichtten
en het gevraagde octrooi verleenden in 1671. Tijdens de oorlog
echter, toen de wantoestanden op muntgebied nog toenamen en de
Staten meer dan te voren behoefte hadden aan extra-inkomsten,
werd het octrooi ook door de Staten van Holland verleend, ondanks
herhaalde waarschuwingen van Generaalmeesters, die van de aan-
vang af zeer weinig vertrouwen in Bosch’ bedoelingen koesterden.
Na zeer langdurige voorbereidingen — waarbij verschillende reeksen
proeven gemaakt werden door de medailleur Chr. Adolphi — kon
de geoctroyeerde munt eind 1676 te Enkhuizen aan de gang gaan.
Er werd gewerkt met een goed werkende schroefpers, zodat de
afgeleverde stukken door fraaie afwerking uitmuntten; alle dragen
op grond van het eerst verleende octrooi de naam van West-Friesland,
doch hebben niets te maken met de landschapsmunt, die
naast de geoctroyeerde bleef doorwerken. In omloop gebracht werden.
zilveren dukaten, schellingen, dubbeltjes en stuivers. De
dukaten onderscheiden zieh slechts van de gewone door een kleine
wijziging in de beeldenaar. De payementen echter werden op een
principieel andere voet geslagen dan elders: Bosch achtte het nl.
onjuist het kleine geld uit zilver van laag gehalte te slaan en ge-
bruikte even zuiver zilver als voor de grote stukken, waarbij het
gewicht dienovereenkomstig verlaagd kon worden; de beeldenaars
van deze stukken wijken overigens niet belangrijk van de gewone
af. In de practijk werd ook hier niet veel anders dan klein geld
geslagen, dat bovendien blijkens de bevindingen van Generaalmeesters,
noch aan de voorwaarden van het octrooi voldeed, noch
in innerlijke waarde met het nieuwe Hollandse payement overeen-
kwam. Zij beschouwden de werkzaamheid van de geoctroyeerde
munt dan ook als even verderfelijk voor het muntwezen als de
practijken, die elders in den lande werden toegepast.
E nkhuizen, zilveren dukaat
Als gewone stukken, doch het zwaard van de ridder omlaag-
gericht.
Geslagen: zie tabel V.
E nkhuizen, schelling
Voorschrift: octrooi 6 April 1675
gehalte: 10 p. \ \y 2 gr. (0,873)
gewicht: 3/25 zilveren dukaat (3,39 g)
geen remedie
Beeldenaar: Verk. 72,3—4
V r. gekroond wapenschild van het landschap, waarnaast
waarde-aanduiding; omschrift: MONEta ORDiNum WESt-FRisiAE
en jaartal.
Kz. oorlogsschip; omschrift: devs FORTitudo et SPes NOSTra.
Geslagen:
a. 1676—77 (waarde in stuivers bankgeld)
b. 1677.— 79 (waarde in stuivers)
E nkhuizen, dubbele stuiver
Voorschrift: octrooi 6 April 1675
gehalte: 10 p. ll)/£ gr. (0,873)
gewicht: 1 /25 zilveren dukaat (1,13 g )
geen remedie
Beeldenaar: Verk. 74,5 en 7
Vz. gekroond wapenschild van het landschap, waarnaast
waarde-aanduiding.
Kz. opschrift: west-frisia, waarde en jaartal.
Geslagen:
a. 1676—77 (waarde in stuivers bankgeld)
b. 1677.—78 (waarde in stuivers)
E nkhuizen, stuiver
Voorschrift: octrooi 6 April 1675
gehalte: 10 p. 11)^ gr. (0,873)
gewicht: 1/50 zilveren dukaat (0,57 g)
geen remedie
Beeldenaar: Verk. 74, 6 en 8
Als dubbele stuiver.
Geslagen:
a. 1676—77 (waarde in stuivers bankgeld)
b. 1677.—78 (waarde in stuivers)
In het algemeen kan dus worden vastgesteld, dat acht jaar na
de conferentie van 1668, bijeengeroepen om een uitweg uit de toen
reeds gevaarlijk geachte wantoestanden te vinden, de Staat van het
muntwezen eerder achteruit dan vooruit gegaan was. Nog steeds