
Bovendien is Engeland de Republiek op dit punt voor geweest, toen
het 23 Augustus 1661 de koers der gouden munten verhoogde 29 en
blijkbaar hierdoor de toevoer van dit metaal uit Guinea, toen het
belangrijkst productie-gebied, naar Londen wist te leiden. In ons
land is een duidelijke teruggang vast te stellen: terwijl in de 8 jaar
aan 1659 voorafgaande op de provinciale munten bijna -40.000 mark
fijn goud tot dukaten verwerkt was, bedroeg dit in de volgende
11 jaar niet meer dan 22.000 mark. Verschillende munthuizen moes-
ten de vervaardiging van dukaten geheel staken. De voorstellen tot
wettelijk ingrijpen bleven verder onuitgevoerd liggen.
Ook een regeling voor het kopergeld kwam niet tot stand,
hoewel het op dit gebied evenmin aan klachten en voorstellen tot
verbetering ontbrak. In het algemeen circuleerde zeer minderwaardig
koper: oude en dus danig afgesleten Nederlandse duiten en vreemde
duiten en oorden (dubbele duiten) uit de Zuidelijke Nederlanden,
Frankrijk en West-Duitsland meestal te laag van gewicht en even
onooglijk van uiterlijk als de inheemse. Generaalmeesters wezen op
de enorme winsten, behaald door kooplieden, die zieh er op: toe-
legden dit soort geld in het land te brengen en tegen goed geld
om te wisselen: zij konden de vreemde duiten voor 3 ä 4 stuivers
de 48 inkopen en voor 6 stuivers in omloop brengen. Vandaar hun
advies de buitenlandse koperen munten geheel te verbieden en de
Nederlandse slechts in de provincie of stad van vervaardiging te
tolereren, zodat zij niet langer zouden kunnen dienen ter vervanging
van zilvergeld, en vervolgens de oude door nieuwe zwaardere duiten
te vervangen, wier koers meer met de geldende koperprijs in over-
eenstemming zou zijn 30.
Voorlopig kwam hiervan echter niets, zodat de muntmeesters
de vervaardiging van duiten van het oude gewicht konden voort-
zetten. Die van West-Friesland, Utrecht31 •— waar de stad sinds
oude tijden het recht bezat op de provinciale munt voor eigen reke-
ning pasmunt te doen slaan — en Kamfien waren hiermede juist
begonnen. De beeldenaars waren van het sedert jaren voor duiten
gebruikte type; het officiele gewicht was 120 per mark, maar de
stukken bleven gewoonlijk daaronder. Het meest werd geslagen
te Kämpen, waar de vervaardiging tot 1672 voortduurde. Toevallig
is uit dit laatste jaar iets bekend over de belangrijke winst hiermede
behaald: de muntmeester kocht oude ketels en ander koper op voor
5 stuivers per mark, terwijl hij uit 1 mark minstens 120 duiten ter
waarde van 15 stuivers kon slaan 32, en dit blijkens de enorme
verbreiding van de Kampense duiten op grote schaal deed.
W est- F riesland, duit
V00tschrift: Staten 20 Maart 1658.
gewicht: 120 per mark (2,06 g)
Beeldenaar: Verk. 75,7
Vz. gekroond wapenschild van het landschap; omschrift: DEVS
FORTitudo et spes NOStra.
Kz. binnen krans: WESTFRISIA en jaartal.
Geslagen:
1659—61, 1663—68.
U trecht, duit
Voorschrift: Raad 27 Juli/6 Aug. 1657
gewicht: 120 per mk. (2,06 g)
Beeldenaar: Verk. 116,4
Vz. gekroond wapenschild der stad gehouden door twee
leeuwen, waaronder Utrecht.
Kz. binnen rand van 4 bogen: Civitas TRAiECTum.
Geslagen:
a. 1659—71, 1676.— 77, 1681 ■—-84 (horiz. arcering)
b. 1686—91 (vertic. arcering)
Kämpen, duit
Voorschrift: Raad 3/13 Mei 1659.
muntvoet als elders.
Beeldenaar: Type I, Verk. 167,5
Vz. wapen der stad binnen krans.
Kz. binnen versierde rand CAMPEN en jaartal.
Type II. Verk. 167,6
Vz. gekroond wapenschild der stad.
Kz. als voren.
Geslagen:
a. 1659—72 (type I)
b. 1659.—-61, 1665 (type II)
Naast de plannen tot uitbreiding van de gedeeltelijke hervor-
ming van 1659 tot het gehele muntwezen, wordt ook aan andere