
gelijk aan die van de bestaande zg. driedubbele daalders >— die
niet als munten, doch waarschijnlijk als presentie-penningen be-
schouwd moeten worden <— terwijl het gewicht verlaägd werd ten
opzichte van de oude daalders van 1619: bekend zijn daalders van
1682 en 1687, doch zij zijn, blijkens het zeer geringe aantal stukken
in de muntbus aanwezig, slechts op zeer beperkte schaal uitgegeven.
Schellingen zijn in het geheel niet op de gewone wijze in omloop
gebracht, al zijn twee geheel verschillende beeldenaars bekend: een
arendschelling wordt afgebeeld in de Hollandse beeldenaar van
1693, doch de gedeputeerden der Generaliteit verklaarden later, dat
deze schellingen in het geheel niet of zeer weinig geslagen waren
en reeds in 1693 niet meer gezien werden; een ruiterschelling komt
met de jaartallen 1682 en 1684 veelvuldig voor in goud en in fijn
zilver * 2I1. Sleischat is echter niet verrekend, zodat deze stukken als
proefslagen of penningen aangemerkt moeten worden, wellicht samenhangend
met de invoering van de schroefpers te Leeuwarden 212.
F riesland, daalder
Voorschrift: Ged. Staten 1/11 April 1682
gehalte: 9 p. 2 gr. (0,757)
gewicht: 12 165/197 (17,18 g)
remedie: 2 gr. en 2 eng.
Beeldenaar: Verk. 125,2—3
Vz. gekroond wapenschild der provincie, waarnaast 30 ST;
omschrift: antiqva virtvte et fide en jaartal.
Kz. de gekroonde wapenschilden der vier kwartieren met de
onderzijden tegen elkaar; in het midden pijlenbundel; tussen
de Schilden de verkorte namen der kwartieren; omschrift:
CONCORdia FRISIAE LIBERTAS.
Geslagen:
a. 1682 (jaartal links, OG enz. in schrijfletters)
b. 1687 (jaartal boven, OG enz. in drukletters)
Van meer belang was de productie van Friese goudguldens of
florijnen. Toen in 1683 de invoering van de Staten-munten niet
geslaagd bleek, kreeg de muntmeester verlof de vervaardiging op
dezelfde voet als in 1665 te hervatten. Hij maakte hiervan ruim
gebruik, daar de muntbus in 1695 7 2 9 ^ stuks bleek te bevatten 2I3,
wat wijst op aflevering van bijna 22.000 mark, blijkens de jaartallen
van de bekende exemplaren tussen 1683 en 1690. Ditmaal werden,
evenals in het begin van de eeuw, ook halve en kwart florijnen
geslagen met in hoofdzaak aan die van de gehele stukken gelijke
beeldenaar. Het type onderging langzamerhand -— wat ook elders
opgemerkt kan worden — de invloed van de nieuwe Hollandse
stukken: de tekening werd fijner en natuurlijker, de onderdelen,
bv. de krönen, werden nagevolgd van de Staten-munten.
De munt van Stad en Lande was in 1681 heropend onder
leiding van Hagenet. Om zijn goede wil te tonen gaf deze enkele
zilveren rijders en zilveren dukaten uit: de bijzonder fraaie Stempels
van Nie. Böser herinneren in verschillende opzichten, o.a. door het
omlaaggerichte zwaard, aan die, welke Adoiphi voor de geoctro-
yeerde munt in Enkhuizen gesneden had en die Hagenet uit hoofde
van zijn vroegere functie dus kende en blijkbaar bewonderd had.
Deze uitgiften waren echter iets geheel bijkomstigs: hoofdzaak was
het slaan van minderwaardige soorten. Hij werkte op dezelfde
instructie als zijn voorganger, maar leverde een uiterlijk veel aan-
trekkelijker product af, dank zij de bekwaamheid van de nieuwe
stempelsnijder en de invoering van machinale vervaardigingswijze.
Voor de florijnen werd in 1681 een geheel nieuw type gecreeerd,
dat zinspeelde op het herstel van de eendracht tussen Stad en
Ommelanden, gesymboliseerd door twee ineengeslagen handen; in
1685 werd het oude type weer in gebruik genomen, doch nu in
meer verfijnde tränt getekend *. Voor de schellingen werd het
ruitertype gehandhaafd, maar in verbeterde uitvoering, met een
haast uitgewerkt landschapje op de achtergrond. De duiten werden
eveneens fraaier getekend. Bovendien vroeg en verkreeg Hagenet
consent voor het slaan van hele en halve stuivers, waarvoor het
beeldenaar werd ontleend aan het Hollandse type van 1670. De
muntrekeningen over deze jaren zijn onvolledig, maar uit de be-
waarde gedeelten kan opgemaakt worden, dat al deze stukken op
ruime schaal werden aangemaakt214 tot het overlijden van Hagenet
in 1687; daar een opvolger niet onmiddellijk gevonden werd, trad
daarna een stilstand in.