
gewicht: 3 gülden, 7 243/331 per mk (31,84 g)
2 gülden, 11 199/331 per mk. (21,23 g)
1 gülden, 23 67/331 per mk. (10,61 g)
3^ gülden, 46 134/331 per mk. (5,31 g)
remedie: 1 gr. en 1 eng.
Beeldenaar:
Vz. gekroond wapenschild van provincie of stad, waarnaast
waarde-aanduiding; jaartal boven de kroon; omschrift: Moneta
Nova ARGENTea, gevolgd door naam van provincie of stad.
Kz. staande Minerva, in rechterhand speer met vrijheidshoed,
met linkerarm rustend op boek, dat Staat op een sokkel; omschrift:
(links beginnend) hanc tvemvr hac nitimvr,
Geslagen: zie tabel VI.
Spoedig moest vastgesteld worden, dat de aanbieding van
zilver niet aan de gekoesterde verwachtingen voldeed. Generaalmeesters
deelden mede I79, dat de geringe aanvoer veroorzaakt werd,
doordat de Wisselbank te Amsterdam weigerde drieguldens te doen
aanmunten en handelskringen te Rotterdam weigerden de nieuwe
munten in betaling aan te nemen, reden waarom zij opnieuw aan-
drongen op het prijs- en uitvoerplakkaat. De muntcommissie der
Staten adviseerde hierop een reeks maatregelen:
a. publicatie in Holland van een plakkaat om de Staten-munten
gangbaar te verklären;
b. biljoenering van een groot aantal siechte muntsoorten — dus
weer verdergaand dan de in 1679 afgekondigde koersverlaging;
c. aanvaarding ter Generaliteit te bevorderen van het prijsplakkaat,
in zoverre verzacht, dat uitvoer voor de helft zou worden toe-
gestaan l8°.
Zover wilden de leden, Amsterdam vooraan, echter nog niet
gaan: 25 September werd een deel der voorstellen aanvaard: publicatie
van de Staten-munten in Holland '8l en bevordering van over-
nemen hiervan door de Staten-Generaal; het prijsplakkaat werd
teruggewezen ter nadere overweging; de biljoenering werd wel
gearresteerd, maar uitgave van bijbehorende Beeldenaar en Manuaal
eiste nog de nodige voorbereiding, zodat het geen onmiddellijke uit-
werking had. Generaalmeesters verklaarden, dat zij niet in Staat
waren regels voor de inwisseling van het siechte geld op te stellen,
zolang de prijs van het zilver niet afdoende geregeld was. Eerst
maanden later kwamen zij met een concept-manuaal, dat door
H.E.G.M. commissoriaal gemaakt is, waarna er verder niet over
gesproken is l82. Intussen was nl. de mislukking van de met de
invoering van de Staten-munten beoogde politiek reeds te duidelijk
gebleken om op deze wijze verder te gaan.
Hoewel Holland reeds handelend optrad waren de besprekin-
gen ter Generaliteit niet afgebroken. In het voorjaar van 1681, toen
in Holland de aanmunting begon, hadden drie andere gewesten —
Utrecht, Friesland en Overijsel — zieh bereid verklaard eveneens
tot vervaardiging van Staten-munten over te gaan, hoewel zij het
prijsplakkaat hiernaast onmisbaar achtten; Gelderland uitte zieh in
het najaar in gelijke zin l85. Generaalmeesters herhaalden onvermoeid
en eensgezind hun vertogen ten gunste van deze door haast alle
provincien gewenste regeling. Bovendien drongen zij sedert enige
tijd aan op een direct verbod — gepaard met intrekking van de
Stempels van de vervaardiging van payementen, die bij de on-
zekere toestand door de muntmeesters buiten Holland in steeds
groter hoeveelheden werden afgeleverd. Deze gedachte, te beginnen
met een algemeen verbod van payement-slag in de hoop, dat hier-
door de prijs van het zilver automatisch door gebrek aan Vraag zou
dalen en dus een wettelijke prijsregeling overbodig zou worden,
werd op voorstel van Amsterdam door de Staten van Holland aanvaard
184 en vervolgens ter Generaliteit gepropageerd, waardoor het
door Generaalmeesters nog steeds aangeprezen en door de provincien
gewenste prijsplakkaat weer enige tijd op de achtergrond kwam.
Het Hollandse voorstel werd 14 September 1682 met een
krachtige aanbeveling van Generaalmeesters aan de provincien
rondgezonden. Evenmin als de vorige maal had Holland echter
succes. De Staten van Zeeland instrueerden hun gedeputeerden te
blijven ijveren voor een algemene regeling, maar weigerden de zaak
„stucksgewijse” aan te pakken. Friesland en Overijsel verklaarden
zieh bereid het voorstel te aanvaarden, mits dit overal gebeurde en
mits het prijsplakkaat aanvaard werd — aan welke voorwaarden
nu eenmaal niet voldaan was l85. Hiermede was 00k deze poging van
de Staten van Holland mislukt. De gang van zaken was slechts
aanleiding voor de landprovincies om de slag van minderwaardige
munten op groter schaal dan te voren ter hand te nemen.