
hadden gedaan. Door de Franse en Munsterse bezetting waren
deze enkele jaren vrijwel buiten bedrijf geweest, doch zeer spoedig
na de ontruiming hervatten zij het werk, evenals die in Gelderland
en Utrecht. Utrecht heropende nog in het eind van 1673, Harder-
wijk en Zwolle in 1674, de beide munthuizen te Kampen in 1675.
Behalve verschillende soorten handelsmunten, gouden en zilveren
dukaten en leeuwendaalders, minder vaak oude rijksdaalders, en
voor de binnenlandse omloop bestemde zilveren rijders, werden nu
haast overal payementen geslagen. Dit kon nu met des te minder
scrupules geschieden, sedert ook door Holland schellingen en
dubbele stuivers geslagen werden en de muntmeesters zieh op de
Hollandse instructie van 1670 konden beroepen, zonder die overi-
gens steeds stipt na te komen.
Het voorbeeld gaf Utrecht, waar de in 1674, na het gedwongen
ontslag van Rijnevelt133 benoemde *, muntmeester mr. Adriaen van
der Heyden vergunning vroeg en verkreeg de in 1671 voorgenomen,
doch niet uitgevoerde vervaardiging van schellingen en dubbeltjes
ter hand te nemen, tot een maximum van f. 100.000 I34. De schellingen
droegen de in 1671 vastgestelde ruiter met de spreuk der
Generaliteit als omschrift, de dubbeltjes evenals de eerste van West-
Friesland de Hollandse, tevens Utrechtse leeuw in het veld. Hoewel
de muntmeester verplicht werd zieh te houden aan de Hollandse
instructie van 1670, was het besluit tot vervaardiging even eigenmächtig
als dat van Holland. Generaalmeesters weigerden dan ook
een getekende instructie af te geven. Hun verontwaardiging steeg
nog toen zij bemerkten, dat de stukken in de practijk beneden de
voet van Holland en die van Zeeland bleven, en Utrecht dus
dezelfde weg opging als de munthuizen in Overijsel en in het
Noorden I33. Desondanks ging de aanmunting, gedekt door con-
senten van Gedeputeerde Staten, voorlopig door.
U trecht, schelling
Voorschrift: f. Staten 29 Oct./8 Nov. 1674
2. Staten 4/14 Maart 1686
3. Staten 25 Febr,/7 Maart 1691
* Enkele weken later trad een nieuwe stempelsnijder in dienst I3<5, die op alle
stukken de binnenranden wegliet.
1. muntvoet van Holland
2. zelfde gehalte, gewicht: 51 per mk. (4,80 g)
3. zelfde gehalte, gewicht: 52 per mk. (4,71 g)
Beeldenaar: Verk. 113,5—6
Vz. gekroond wapenschild der provincie omgeven door takken,
waarnaast 6 S, bovenaan jaartal; omschrift: MONEta nova
ORDINum TRAiecti.
Kz. geharnaste ruiter: omschrift: concordia res parvae
CRESCUNT.
Geslagen:
a. 1675 (zonder waardeaanduiding)
b. 1675—77, 1679—82, 1686, 1691
U trecht, dubbele stuiver
Voorschrift: Staten 29 Oct./8 Nov. 1674
muntvoet van Holland
Beeldenaar: Verk. 115,1
Als dubbele stuiver van West-Friesland, a (biz. 50) — met
TRAIECTum.
Geslagen: 1674 — 75
De provinciale munt van Overijsel en de stedelijke munten van
Kampen en Zwolle sloegen in de jaren na de oorlog vrij veel grote
stukken, in hoofdzaak negotie-penningen. De afwerking liet nog
steeds veel te wensen over, daar van invoering van schroefwerken
geen sprake was en ook de kunde van de hier werkzame stempel-
snijders ■— meejtal voor twee of drie der in de provincie gevestigde
munthuizen teegelijk werkzaam — niet op bijzonder hoog peil stond.
De hand van de voor de oorlog werkzame Claes Hanssen is nog
in enkele stukken te herkennen; de meeste Stempels zijn sedert
ongeveer 1676 gesneden door Nicolaes SluyterI3?. Zijn werk is
duidelijk be'fnvloed door de zoveel fraaiere in Holland en Zeeland
en elders gebruikte machine-stempels; merkwaardig is dat hij behalve
de kroon boven het provincie-wapen en de natuurlijker afbeelding
van de ridder op zilveren rijders en dukaten, op de rijders wel de
door Drappentier ingevoerde cartouche voor het jaartal overneemt,
doch deze ledig laat en het jaartal in het omschrift laat staan. Een
dergelijke gedeeltelijke aanpassing bij voorbeelden uit het Westen
des lands vertonen de Overijselse gouden dukaten, waar een met