
alleen de lasten van stilstand te dragen hadden en van herleving
van de muntslag niets bleek te komen. Utrecht verzocht een werke-
lijke prijsverlaging van het zilver tot stand te doen komen, anders
zou de provincie het slaan van payementen weer moeten toestaan 27°.
Gelderland klaagde iets later over de werkloosheid van de munt-
gezellen. Er volgde geen andere reactie dan dat de Staten van
Holland nogmaals op algemene aanvaarding van het plakkaat en
staking van de mogelijk nog voortgezette vervaardiging van siecht
geld aandrongen en de beide muntmeesters in hun gewest streng
verboden klein geld te slaan. Een door de meerderheid der munt-
commissie voorgestelde uitbreiding van de strafbaarheid tot alle
kopers en verkopers van zilver werd door de handelssteden weder-
om afgewezen 271.
Nog minder bemoedigend was overigens wat in Zeeland en
Stad en Lande gebeurde. Van de drie aanvankelijk weigerachtige
provincien was Friesland al spoedig overgelopen: enkele dagen na
de afkondiging in Holland aanvaardden de Staten het plakkaat ~
met de restrictie, dat de straf tot de verkopers uitgebreid behoorde
te worden —• en verzochten op grond hiervan opheffing van het
Hollandse uitvoerverbod voor hun provincie, waarop Holland echter
niet inging. Ook volgde het in zoverre het Hollandse voorbeeld, dat
H.E.M. de invoer van schellingen binnen de provincie verboden272.
Overigens stond de Friese munt in 1687 vrijwel stil. Het naburige
Stad en Lande maakte het zieh niet zo moeilijk. De Staten hadden
wel de muntmeester enige malen, laatstelijk 2/12 Maart 1687,
verboden tijdens de besprekingen klein geld te slaan, doch weldra
lieten zij hem ongestoord zijn bedrijf voortzetten.
Van veel meer belang dan de houding van de steeds zo af-
zijdige Noordelijke provincien was die van Zeeland. Zoals bekend,
hadden de Staten reeds voordat in Den Haag de beslissing gevallen
was, hun standpunt bepaald. Ondanks de aandrang, die bij voort-
during op hen werd uitgeoefend om zieh bij het Hollandse standpunt
aan te sluiten, bleven H.E.M. hierbij en werd de vervaardiging
van du'bbele daalders met kracht voortgezet en de uitvoer van munt-
materiaal naar Holland verboden. In de volgende jaren werd in Zeeland
zelfs meer gemunt dan te voren: terwijl 118.500 mark daalders
afgeleverd waren tot 6 Januari 1687, werden na die datum 5.000
mark daalders en 217.000 mark dubbele daalders — waarvan 1/4
deel in 1687 — in omloop gebracht. Bij deze cijfers vallen de aanmuntingen
van daalders en florijnen in de meeste andere munt-
huizen geheel in het niet *. Zelfs tezamen leverden zij niet meer dan
187.500 mark daalders, 3.000 mark dubbele daalders en 107.500
mark florijnen af tussen 1675 en 1693. Het is wel duidelijk, dat het
Hollandse uitvoerverbod van zilver de toevoer naar de Middelburgse
munt niet heeft afgesnoerd. Toch schijnt het wel enige invloed
gehad te hebben: terwijl in het begin van 1687 de aanvoer zo ruim
was, dat Gecommitteerde Raden op de nieuw ingevoerde dubbele
daalder een sleischat van meer dan 5 stuiver konden verlangen,
moest dit bedrag in de loop van het jaar geleidelijk tot het gewone
bedrag van 1 stuiver worden verlaagd 27*. Het doel, hiermede door-
lopend ruim werk voor de muntmeester te verschaffen, werd evenwel
volkomen bereikt.
* *
★
Gedurende 1687 bleef Zeeland alleen staan met deze omvang-
rijke muntslag. Tegen het eind van dit jaar raakte echter het geduld
van de anderen uitgeput. In de Staten-Generaal bleven de gedepu-
teerden van Utrecht de woordvoerders der ontevredenen: zij betuig-
den bij herhaling, dat de Staten nog steeds genegen waren het
plakkaat van December 1686 — buiten Holland nog nergens
afgekondigd — te publiceren, mits echter dit overal gebeurde en
het ook nageleefd werd en. . . de Staten-Generaal zieh bereid ver-
klaarden verdere maatregelen te nemen, indien de gehoopte
verlaging van de zilverprijs niet zou intreden 27-<. Enige maanden
later legden Overijsel en Gelderland dergelijke verklaringen af; zij
gingen al iets verder en dreigden openlijk het slaan van payementen
te zullen toelaten, als niet spoedig een algemene regeling tot stand
kwam 275. Het Hof van Gelderland werd tot deze stap vooral aan-
* Als volgt verdeelc
daalders dubb.dlrs florijnen
W e s t-F r ie slan d .......................... 57.000 mk 4.000 mk
U t r e c h t .......................................... 76.500 mk
Overijsel.......................................... 23.000 mk 18.000 mk
D e v e n t e r ..................................... 15.500 mk 2.000 mk 23.500 mk
K äm p en .......................................... 2.000 mk 52.000 mk
Z w o l l e .......................................... 6.000 mk 4.500 mk
N i jm e g e n ..................................... 6.000 mk 1.000 mk 4.000 mk
Z u t f e n .......................................... 1.500 mk 1.500 mk
Voor Friesland en Stad en Lande zijn cijfers niet beschikbaar: voor Kämpen en
Zwolle beginnen de opgaven eerst in 1680, resp. 1684.