
Gecommitteerde Raden van Holland brachten nu een uitgewerkt
concept ter tafel. Het voorzag in het slaan van twee nieuwe munten
van hetzelfde gewicht en gehalte als ducaton en patacon, maar met
een nieuwe beeldenaar, waarvoor die van de bestaande gouden rijder
en gouden dukaat werd aanbevolen. Voorgesteld werd een veel
hoger sleischat te heffen dan hier gebruikelijk, zowel omdat in het
Zuiden eveneens een zo hoog bedrag geheven werd, als omdat men
zieh de mogelijkheid wilde voorbehouden bij eventuele stijging van
de marktprijs van het zilver door verlaging van de sleischat de aan
de leveraar te betalen prijs te verhogen zonder de muntvoet aan te
tasten; om dit zo nodig snel te kunnen doen werd op verlangen van
de Wisselbanken een deel van deze sleischat aan de Staten-Generaal
voorbehouden, omdat van de gewestelijke Staten een afstand van
hun inkomsten niet zo spoedig verwacht zou kunnen worden. Eveneens
op verlangen van de Wisselbanken werd aan de fictie, dat de
oude koersen van 1622 nog steeds — zoals in de boekhouding der
banken — van kracht waren, vastgehouden: de koers van de nieuwe
stukken zou 60, resp. 48 stuivers zijn „met die meeninge, dat (sij)
tenselven prijse alleen berekent sullen werden ter Munte... (terwijl
de leveraar) verders profijt soude vinden uit den getollereerden
cours... welcke prijsverhoginge den Leveraer soo veel sal renderen,
dat (hij) deselve Materialen niet na Brabant diverteren (sa l)” .
Het ontwerp werd na het aanbrengen van enkele wijzigingen
5 October 1658 door de Staten van Holland goedgekeurd en aan de
Staten-Generaal voorgelegd. Hier kwamen slechts bezwaren van
enige provincies, die hun souvereiniteit op enigerlei wijze bedreigd
achtten *». Overijsel en Stad en Lande wensteir uitdrukkelijk de
rechten van de rijksmunten voor te behouden, waartegen geen be-
zwaar was, daar juist over een bevredigende regeling met de steden
onderhandeld werd. Utrecht .was echter niet te bewegen goed te
vinden, dat de verhoogde sleischat in de Generaliteitskas zou
vloeien, daar het de sleischat als een uitsluitend aan de provincies
toekomend recht beschouwd wilde zien. Op dit laatste punt werd
tenslotte overstemming toegepast en op 19 Juni 1659 werd het
concept gearresteerd. De nodige stappen voor de tenuitvoerlegging
waren nu spoedig gedaan: 9 Juli zonden Generaalmeesters de door
Pieter Pijl te ’s Gravenhage vervaardigde tekeningen rond om de
Stempels naar te snijden, de richtpenningen om de gewichten te
controleren volgen, 11 Augustus wordt de — reeds eerder aan
de muntmeesters ter kennisname toegezonden — instructie gearresteerd
en dezelfde dag wordt het publiek door een plakkaat op
de hoogte gebrachtl6.
De nieuwe regeling was niet bestemd die van 1606 te vervangen,
die slechts op enige punten aangevuld of.gewijzigd werd. Het be-
langrijkst was de bovengenoemde invoering van twee nieuwe munt-
soorten naast de drie bestaande grote munten; gouden dukaat,
Nederlandse rijksdaalder en leeuwendaalder.
G ouden dukaat
Voorschrifi: Staten-Generaal 21 Maart 1606.
gehalte: 23 k. 8 gr. (0,986)
gewicht: 70 per mk. (3,52 g)
remedie: 1 gr. en 1 eng.
koers: niet bepaald, in het verkeer £ . 5 : 2 .
Ook dubbele dukaten.
Beeldenaar:
Vz. staande geharnaste man, in rechterhand zwaard, in linker-
hand pijlenbundel; in het veld jaartal; omschrift: concordia res
parvae CREScunt, gevolgd door verkorte provincienaam.
Kz. in door lofwerk omgeven vierkant in 5 regels Moneta
ORDinum (op dubbele dukaten meestal AURea) PROViNciarum
CONFOEderatarum BELGicarum ad LEGem iMPerii.
Geslagen: zie tabel I.
N ederlandse rijksdaalder
Voorschrifi: Staten-Generaal 21 Maart 1606.
gehalte: 10 p. 15 gr. (0,885)
gewicht: 8 72/151 per mk. (29,08 g)
remedie: 1 gr. en 1 eng.
koers: niet bepaald, in het verkeer f. 2 : 12.
Ook halve rijksdaalders.
Beeldenaar:
Vz. gekroond wapenschild der Generaliteit, waarnaast jaartal;
omschrift: CONCORDIA res parvae crescvnt.
Kz. geharnaste en bekranste man ten halven lijve, in rechterhand
zwaard, in linkerhand wapenschild der provincie; omschrift:
Moneta ARGentea PROvinciarum CONFOEderatarum
BELGicarum, gevolgd door naam der provincie.
Geslagen: zie tabel II.