
PROMOTOR :
Prof. dr. J. G. VAN DILLEN
HOOFDSTUK I
Organisatie van de muntslag en toestand
van de geldomloop
Evenals in alle Westeuropese staten vormde in de Republiek
der Verenigde Nederlanden de zorg voor het muntwezen een der
onderdelen van de bemoeienis der overheid. Dit betekent bij de
toenmalige staatkundige structuur van ons land geenszins, dat het
beheer van de muntzaken in één hand verenigd was, zoals dit in
de grote monarchieén, Frankrijk, Engeland en Spanje, sedert eeuwen
het geval was, evenmin dat, zoals in het Duitse Rijk, ieder gebied
zelfstandig optrad. Hier te lande hadden zowel de Staten-Generaal
ais de Staten der provincién en, in sommige gevallen, de Magistraten
der steden een aandeel in de regeling van de muntzaken. Evenmin
als op andere gebieden zijn tussen de bevoegdheden van ieder dezer
lichamen scherpe grenzen aan te geven: sommige onderdelen be-
hören naar algemeen gevoelen tot de uitsluitende competentie van
de gewestelijke Staten, andere worden gewoonlijk door de Staten-
Generaal geregeld, hoewel de provincién hun recht staande houden
ook daar als souverein te handelen en meermalen van dit recht ge-
bruik maken; enkele steden beroepen zieh op oude Privileges om een
zelfstandige positie te pretenderen, andere treffen in bijzondere
gevallen regelingen, zoals gewoonlijk door de hogere Colleges worden
gemaakt. Juist het ontbreken van welomschreven bevoegdheden
van de Generaliteit tegenover provincién en steden, tezamen met
het ontbreken van de macht om erkende bevoegdheden tegenover
onwillige lagere Organen uit te oefenen, hielden tot diep in de
17e eeuw ■— dit in tegenstelling tot de nabuurlanden — een ver-
bazingwekkende hoeveelheid verschilfende muntsoorten en munt-
regelingen in stand; eerst na een reeks van conflicten, die niet binnen
de boezem van de regeringscolleges bleven, maar tot de daadwerke-
lijke uitvoering van de meest tegenstrijdige maatregelen leidden,
werd tegen het eind van deze periode een zeer belangrijke schrede