
v°lg niet meer met de hamer, maar met moderne persen te doen
vervaardigen met het doel een „curieuse ende exacte uitbeeldinge
te verkrijgen ; de rapporteurs weerlegden bij monde van pensionaris
Vivien de vroeger zo vaak geuite bezwaren, dat de kosten te hoog
zouden zijn en dat valse munterij erdoor vergemakkelijkt zou worden.
Reeds een week later werd besloten de geldstukken in Holland in
het vervolg te doen „schroeven” en ter generaliteit te bevorderen,
dat ook de andere provincies hiertoe zouden overgaan 89. Kennelijk
hadden de Hollandse regenten, meer dan de Generaalmeesters en
het lagere personeel van de munthuizen, die weinig enthousiasme
bleven tonen, open oog voor de noodzakelijkheid van modernisering
van de vervaardigingswijze, wilde men niet de Nederlandse munten
d°or hun onverzorgd en ouderwets uiterlijk hun goede naam in de
omliggende landen, waar de machines sinds korter of langer tijd
in gebruik waren, doen verliezen.
Het gebruik van machines bij de muntvervaardiging kan ■—
hoewel waarschijnlijk in Italië het eerst toegepast — voor het eerst
op grote schaal aangewezen worden in Duitsland in het midden van
de 16e eeuw *; sedertdien bleven machines in Duitsland met meer
of minder goed résultant in gebruik, pogingen tot invoering in
Frankrijk en Engeland stuitten echter af op de tegenstand van het
muntpersoneel en in de Nederlanden werd zelfs geen poging gedäan.
In de eerste helft van de 17e eeuw werden de voordelen van de
machines boven de hamer echter steeds duidelijker, vooral omdat
de pers in gebruik gebleven was voor het vervaardigen van médaillés,
waarbij de fraaie afwerking van overwegend belang was. Ten slotte
wisten de regeringen van de grote monarchieën dan ook de tegenstand
ertegen te overwinnen: Frankrijk nam in 1640, Engeland in
1663 de muntpers definitief in gebruik, weldra gevolgd door kleinere
muntheren 9°. Toen de daar geslagen nieuwe, zeer fraaie munten
algemeen in omloop kwamen, kon men ook in de Republiek de ogen
niet langer sluiten voor de grote voordelen van dit procédé.
Hoewel noch de muntmeester noch Generaalmeesters zieh zeer
voortvarend betoonden, bleven de Staten bij hun voornemen en
bepaalden zij 22 November 1670, tegelijk met het vasteilen van de
beeldenaars der nieuwe payementen, dat alle nieuwe soorten
* Een goede beschrijving van het gehele procédé met afbeeldingen uit de tijd:
Numismatische Zeitschrift, 1928, blz. 99 v.
geschroefd moesten worden en dat het plakkaat tot verbod van de
vreemde stuivers eerst gepubliceerd zou worden wanneer de muntpers
op gang gekomen zou zijn. Generaalmeester van Nispen kreeg
opdracht zieh te Amsterdam op de hoogte te stellen van de techniek
van de machinale muntvervaardiging. Deze had daar besprekingen
met de medailleurs Joh. Lutma Jr. en Christoffel Adolphi, later ook
met de tekenaar en schilder Daniel de Blieck. De beide eersten
kenden de kort geleden te Londen opgestelde inrichting, doch kon-
den slechts algemeenheden verteilen, de laatste kende de inrichting
van-de munt te Parijs en wel zo goed, dat hij gedetailleerde teke-
ningen kon vervaardigen * en nauwkeurige aanwijzingen over het
gebruik kon geven Op advies van Generaalmeesters werden diens
aanwijzingen gevolgd en begin 1671 werd de vervaardiging van de
benodigde werktuigen aanbesteed bij de Haagse „mr constwerker
Lybert van der Burch 92.
Opgesteld zouden worden:
a. één „pletmolen” , een door paarden voortbewogen instrument,
waardoor de repen op de voor elke muntsoort gewenste dikte ge-
walst werden;
b. twee „snijscharen” , met de hand in beweging gebracht, waar-
mede de ronde platen uit de gewalste repen gestoten werden;
c. één „schroefpers” , waarmede de beeldenaar op de platen werd
aangebracht.
In de 17e eeuw waren verschillende sooren van persen in
gebruik; in Frankrijk en dus ook in ons land werd de zg. balancier
gebezigd, hier schroef of schroefpers genoemd; de bovenstempel is
hierbij bevestigd in een verticaal beweegbare schuif en wordt op
de onderstempel gedrukt door de neerwaartse beweging van een
schroefdraad door twee, vier of meer mannen met behulp van een
zware horizontale hefboom. Met dit stel werktuigen konden zeer
veel betere resultaten bereikt worden dan met de hamer: de platen
werden vlak en zuiver rond, de beeldenaar, hoger van relief dan
vroeger, werd scherp afgedrukt en zuiver in het midden van de
plaat, desgewenst in een vaste stand ten opzichte van die van
de keerzijde.
* Bewaard in het Rijksarchief te Middelburg, gedeeltelijk gcreproduceerd in:
C. Hoitsema en Jhr F. Feith, De Utrechtsche munt, blz. 71—77.