
Kz. borstbeeld naar rechts; omschrift: MONeta nova coMiTatus
ZELANDIAE.
Geslagen:
a. 1663, 1669 (zonder muntteken)
b. 1669 (muntteken burcht)
Z eeland, duit
Voorschrift: Staten 22 Oct. 1663
gewicht niet bepaald
Beeldenaar: Verk. 95, 6—7
Vz. vrouw zittend binnen omheining, gesloten door wapen-
schild der provincie; omschrift als boven.
Kz. binnen krans opschrift zeelandia.
Geslagen:
a. 1663—64, 1669 (zonder muntteken)
b. 1669 (muntteken burcht)
c. 1680—81, 1683—■—89 (jaartal op kz.)
G elderland, duit
Voorschrift: Hof 7/17 Maart 1663
gewicht: 116 per mk. (2,11 g)
remedie: 4 stuks
Beeldenaar: Verk. 19,2
Vz. gekroond wapenschild der provincie; omschrift: in deo
SPes NOSTra.
Kz. binnen krans opschrift: Ducatus gelriae en jaartal.
Geslagen:
a. 1663—68, 1676——84 (kroon met 6 fleurons)
b. 1690—91 (kroon met 7 fleurons)
c. 1693 (kroon met 5 fleurons)
D eventer, duit
Voorschrift: Raad 29 Dec. 1662/8 Jan. 1663
gewicht: 130 per mk. (1,91 g)
Beeldenaar: Verk. 157,4
Vz. gekroond wapenschild der stad binnen krans.
Kz. binnen krans opschrift daventria en jaartal.
Geslagen: 1663
Z wolle, duit
Voorschrift: ■—
Beeldenaar: Verk. 178,6
Vz. gekroond wapenschild der stad binnen krans.
Kz. binnen krans opschrift zwollae en verkort jaartal.
Geslagen: 1663
F riesland, duit
Voorschrift: ■—
Beeldenaar: Type /, Verk. 131,5
Vz. gekroond wapenschild der provincie; omschrift: nisi do-
MiNUS NOBISCUM.
Kz. binnen krans opschrift frisia en jaartal.
Type II, Verk. 131,6—7
Vz. als voren zonder omschrift.
Kz. als voren zonder krans.
Geslagen:
a. 1663 (type I)
b. 1672 (type II, op kz. leeuwtje)
c. 1675, 1681 ——88 (type II, op kz. leeuwtje en Ornamenten)
Ook de vervaardiging van klein zilvergeld werd op verscheidene
plaatsen weer ter hand genomen, wat steeds geschiedde op een lager
muntvoet dan voor het grote zilvergeld was voorgeschreven, aan-
gezien het slaan van een groter aantal stukken uit dezelfde hoeveelheid
zilver kostbaarder is: hier schuilde dus steeds een gevaar voor
ondermijning van de muntvoet. Het eerst was Friesland hiertoe
overgegaan, dat zieh dikwijls weinig om de algemene regelingen
bekommerde: reeds in 1659 verleenden Gedeputeerde Staten consent
voor het slaan van dubbeltjes en stuivers van het gewone type —
leeuw, resp. pijlenbundel — maar op een lagere voet dan de nog
steeds geldende van 1614 en 1618. Tegen de op deze muntslag
weldra volgende klachten van Generaalmeesters en van de Amster-
damse Wisselbank verdedigde de muntmeester Valckenier zieh door
een beroep op het hem verleende consent van Gedeputeerde Staten
— die dit echter niet behoorden te geven zonder machtiging van de
Staten-Generaal j— en door de bewering, dat de verlaging van de
voet slechts een aanpassing betekende aan de op dat ogenblik
geldende zilverprijs — terwijl dergelijke consenten juist werden