
schellingen was toegestaan. Die van Deventer en Nijmegen zullen
ongetwijfeld aan hun contracten het recht ontleend hebben van de
elders toegestane gewichtsverlagingen mede te profiteren; de bevin-
dingen van Generaalmeesters waren, dat de daar geslagen schellingen
de slechtste van alle waren 244.
*
* *
De toevloed van slecht geld werd door dit alles in Holland
steeds voel'baarder. In de najaarsvergadering van 1684 werd de
zaak reeds in de Staten ter sprake gebracht naar aanleiding van
de jaarlijkse verpachting van de middelen: besloten werd — op
overeenkomstige wijze als in 1670 de stuivers bestreden waren — van
de pachters betaling van 2/3 in groot geld te eisen en de rest niet
in kleiner stukken dan dubbele stuivers 245.
Niemand zag natuurlijk hierin een volledige oplossing. In het
najaar van 1685 deden H.E.G.M. nog eens een poging een alge-
mene regeling in hun zin door te zetten. Het nieuwe door gecom-
mitteerden der Staten opgestelde concept was grotendeels een
herhaling van het twee jaar geleden door Generaalmeesters ge-
maakte ontwerp, doch met karakteristieke wijzigingen: de bepalingen
over maximumprijs en uitvoerverbod waren geschrapt en vervangen
door een zeer scherp verbod aan de muntmeesters andere munten
te slaan dan Staten-munten en negotie-penningen; verder werd de
omloop van daalders, florijnen en schellingen beperkt. Het concept
werd door de Staten goedgekeurd en vervolgens in de Staten-
Generaal gebracht, maar stuitte daar op zo ernstige bezwaren, voor-
namelijk van de zijde van Zeeland, dat Raadspensionaris Fagel
rapporteerde, dat hem geen enkele hoop op aanvaarding gebleven
was 24<\ Besloten werd nu het als provinciaal plakkaat in Holland
af te kondigen, nadat de daartoe nodige redactiewijzigingen zouden
zijn aangebracht.
Het duurde echter nog enige tijd, voor het daartoe kwam.
Generaalmeesters zetten intussen hun pogingen voort althans een
tijdelijk soulaas te bereiken door opnieuw te berde te brengen, wat
Holland in 1682 vergeefs voorgesteld had, nl. te beginnen met
gelijktijdig overal de aanmunting van payementen stop te zetten,
in de hoop zo de zilverprijs omlaag te brengen, waarna een algemene
regeling meer kans van slagen zou hebben w. Nu wilde echter geen
der partijen hiervan weten: Holland niet, omdat het plan van Generaalmeesters
niet in een verbod van de omloop van het slechte geld
voorzag en uiteindelijk toch vaststelling van een maximumprijs
beoogde; zijn tegenstanders niet, omdat zij niet de vervaardiging
wilden staken, voordat de maximumprijs hun de zekerheid gaf, dat
de munthuizen niet voorgoed gesloten zouden worden.
Gedurende de zomer van 1686 werd in een reeks besprekingen
tussen gedeputeerden van de Staten van Holland en van Zeeland
gepoogd tot overeenstemming te komen; deze laatste waren immers
enerzijds de belangrijkste vertegenwoordigers van het standpunt
van de muntproducenten, anderzijds als regenten van een handels-
provincie, na die van Holland, het meest doordrongen van de
funeste gevolgen van de monetaire wanorde. Een eerste bijeenkomst
had plaats in April 1686, kort nadat zowel Holland als Zeeland
besloten hadden desnoods zelfstandig te werk te gaan. Het nega-
tieve resultaat versterkte die van Holland in hun voornemen en
leidde tot de publicatie van een verbod schellingen en kleinere
stukken en nieuwe florijnen binnen de provincie te brengen 248.
Nieuwe besprekingen met gedeputeerden van Zeeland hadden
plaats in Juli en September, waarbij beide partijen wederom op het
eenmaal ingenomen standpunt bleven staan. Na afloop besloten de
Staten van Holland vast te houden aan het eenmaal gedane voorstel
— het concept van 1685, dat uitvoerverbod en prijsregeling uitsloot
— en dit opnieuw in behandeling te nemen 249. H.E.M. van Zeeland
gaven hun Gecommitteerde Raden opdracht de munt in werking te
houden door daalders en schellingen te doen slaan, echter zonder
een verlaging van het gewicht toe te laten. Deze machtigden nog
dezelfde dag de muntmeester, naast daalders, 00k dubbele daalders
te slaan, zodat deze door de daling van zijn muntkosten iets meer
voor het zilver zou kunnen betalen 25°. In de eerste dagen van 1687
leverde hij de eerste dubbele daalders af, officieel 10-schellings-
penning geheten; weldra werden niet anders dan de grote stukken
geslagen, in beeldenaar overigens geheel aan de vroegere daalders
gelijk.
Z eeland, dubbele daalder
Voorschrift: Gee. Raden 23 Sept. 1686
gehalte: 10 p. 20 gr. (0,876)
gewicht: 7% per mk. (31,58 g)
remedie: 1 gr. en 1 eng.