
S tad en Lande, stuiver
Voorschrift: 1. Gec. tot de muntzaken 19 Febr./
1 Maart 1681
2. dez. begin 1682?
1. gehalte: 6 p. (0,500)
gewicht: 300 per mk. (0,81 g)
2. gehalte: 4 p. (0,333)
gewicht: 200 per mk. (1,22 g)
Beeldenaar: Verk. 182,4
Als dubbele stuiver van Holland (blz. ??) — met GRONinga et
OMLandia.
Geslagen:
a. 1681 (klein formaat)
b. 1682.—84 (groot formaat)
S t a d en Lande, h a lv e stuiver
Voorschrift: Gec. tot de muntzaken 22 Sept./2 Oct. 1681
gehalte: 4 p. (0,333)
gewicht: 400 per mk. (0,61 g)
Beeldenaar: Verk. 182,5
Vz. gekroond wapenschild der provincie.
Kz. opschrift Y2 STWER en jaartal.
Geslagen: 1682
Eens te meer bleek toen de eigengereidheid van de Staten van
Stad en Lande in muntzaken. Zodra Generaalmeesters de dood
van de muntmeester vernomen hadden, verzochten zij voor opening
van de muntbus opgeroepen te worden. H.E.M. lieten echter weten,
dat de bus reeds door gecommitteerden van de Staten geopend was
en in orde bevonden. Ook een schriftelijke en later mondelinge aan-
maning van de Staten-Generaal had geen uitwerking 2I5.
* ★ *
Werd dus in de drie provincien, die het Hollandse plan naast
zieh neer hadden gelegd, Zeeland, Friesland en Stad en Lande, de
payement-slag onverdroten voortgezet, in de drie, die — zij het
met veel tegenzin — hun goedkeuring hadden verleend, ging het
niet anders. Het verst ging Overijsel, waar de drie in de Staten-
vergadering zo mächtige hoofdsteden groot onmiddellijk belang bij
het voortzetten van de muntslag hadden. Hier waren, zoals reeds
gebleken is, zowel door de provincie als door de steden, al voordat
goed en wel sprake was van invoering van de Staten-munten,
schellingen en florijnen van siechte kwaliteit geslagen.
Met de schellingen waren Kämpen en Zwolle in 1675 be-
gönnen en was de provincie weldra gevolgd. Toen in 1679 deze
provinciale schellingen versehenen, waren de beide steden weer
een stap verder gegaan: zij voerden in plaats van de in kwade reuk
gekomen arendschellingen met de naam van de keizer het provinciale
ruitertype in, met enkele wijzigingen. Op die van Zwolle is
de Generaliteits-spreuk vervangen door het stadsdevies „Vigilate
et orate” ; Kämpen plaatste aanvankelijk twee leeuwen naast het
stadswapenschild zoals op de zilveren rijders, doch ging in 1681
tot het ongewijzigde provinciale type over *. Het bleef bovendien
niet bij schellingen: in 1679 begon de muntmeester van Zwolle
openlijk gebruik te maken van het reeds in 1675 verkregen consent
om zilveren goudguldens of florijnen te slaan, nu niet meer onge-
dateerd en met de naam van de lang overleden keizer Matthias,
doch met stadsspreuk en ’— weliswaar onopvallend aangebracht •—
jaartal. Zijn collega te Kämpen verkreeg ook weer verlof om zowel
schellingen als florijnen te slaan, op de bekende voorwaarde „mits
dat den selven wel sorge sal hebben te dragen, dat de stadt daer
geen moeielikheyt over come te lijden” 2l6; hij plaatste nu ook een
jaartal op de florijnen, doch handhaafde de naam van keizer
Matthias.
ZWOLLE, FLORIJN
Voorschrift: Raad 4/14 Mei 1665 en 23 Juli/2 Aug. 1675
gehalte: 8 p. 3 gr. (0,677)
gewicht: 12 60/155 per mk. (19,87 g)
remedie: 1 gr. en 1 eng.
Beeldenaar: Type I, Velk. 174,1—2
Als type II, doch op kz. omschrift: naam en titels van keizer
Matthias I.
Type II, Verk. 174,3—175, 1
Vz. gekroond vierdelig wapenschild, omgeven door ornamenten:
omschrift: FLORenus ARGenteus CiViTAtis iMPerialis
ZWOLLAE.
* Zie blz. 70, type II en III; blz. 71, type III.