
niet behoorde stil te staen” w. Reeds in November hadden de
Generaalmeesters laten weten, dat zij Vreesden, dat de Stempels op
vele plaatsen zouden worden vrijgegeven *s>6. Dit gebeurde inder-
daad in de eerste maanden van 1690 algemeen. De Raad van
Deventer was de eerste, die gezien, dat een uitvoerverbod niet tot
stand gekomen was en in Zeeland de munt bleef doorwerken, de
stedelijke muntmeester toestond wederom enkele en dubbele daalders,
florijnen en schellingen te slaan In Februari en Maart werd
daarom de vervaardigiing van deze soorten eveneens hervat in
Nijmegen, Zutfen, Zwolle en Kämpen — waarbij te Kampen
voor het eerst daalders en te Zutfen voor het eerst florijnen
werden uitgegeven. Slechts Utrecht bepaalde zieh nog tot het slaan
van daalders, evenals dit in Zeeland doorlopend geschiedde.
K ampen, daalder
Voorschrift: Raad 12/22 November 1688
muntvoet van Zeeland
Beeldenaar: Verk. 163,4
Als daalder van Nijmegen (biz. 130) — met CAMPENsis.
Geslagen: 1690, 1692
Z u t fen , florijn
Voorschrift: •—%
Beeldenaar: Verk. 26,1
Vz. gekroond vierdelig wapenschild, waarnaast Ornamenten;
bovenaan jaartal; omschrift: FLORenus ARGenteus Civitatis
z v tp h an ia e .
Kz. dubbele adelaar met rijksappel voor de borst en waarboven
kroon; omschrift: in deo spes nostra.
Geslagen: 1690
Zelfs werd het aantal munthuizen juist in deze maanden nog
met een uitgebreid. Na de dood van Hagenet hadden de Staten
van Stad en Lande voortdurend naar een nieuwe muntmeester
omgezien, doch stad en Ommelanden hadden het nog niet eens
kunnen worden. De stad stelde voor de munt tegen een som van
f. 1000 s jaars aan Meyndert Jellen te verpachten, maar de Ommelanden
hielden deze benoeming tegen 2?8. Het kwam tenslotte zover
dat de stad Groningen, met opzijde zetting van de overeenkomst
van 1673, een eigen muntmeester benoemde: Egbert Marinus,
vroeger essayeur te Deventer, dus met alle knepen van de paye-
ment-slag bekend, kreeg 29 Maart/8April 1690 de munt in pacht
voor de tijd van 12 jaar tegen een recognitie van f. 3000; hij zou
met een muntschroef werken en mocht behalve de Generaliteits-
munten alle soorten slaan, die de laatste provinciale muntmeester
vervaardigd had. In de loop van de zomer kwamen de voorberei-
dingen gereed: geslagen werden, evenals vroeger door de provincie,
florijnen van het type der Overijselse steden, schellingen met de
ruiter en stuivers met het stadswapen; later in het jaar werden, met
bijzondere machtiging van de Raad, ook koperen duiten geslagen 299
G roningen, f lorijn
Voor schrift: Raad 29 Maart/8 April 1690
muntvoet van Stad en Lande
Beeldenaar: Verk. 184,3'—4
Als florijn van Zutfen (blz. 138), doch omschriften: Moneta
Nova ARGentea civitatis groningae en sit nomen domini
BENEDICTVM.
Geslagen: 1690, 1692
G roningen, schelling
Voorschrift: Raad 29 Maart/8 April 1690
muntvoet van Stad en Lande
Beeldenaar: Verk. 186,1
Als schelling van Overijsel (blz. 72) — met civitatis groningae.
Geslagen: 1690—92
G roningen, stuiver
VoorSchriften: Raad 29 Maart/8 April 1690
muntvoet van Stad en Lande (2)
Beeldenaar: Verk. 187,2
Vz. gekroond wapenschild der stad, waarnaast 1 S; jaartal
bovenaan.
Kz. opschrift civitas groninga.
Geslagen: 1690'—91
G roningen, duit
Voorschrift: Raad 6/16 November 1690
gewicht: 120 per mark (2,04 g)