
Op de gereed gekomen muntpersen werden uitsluitend de
nieuwe Stempels van Drappentier gebezigd, die zieh niet alleen door
wijzigingen van technische aard van de oude onderscheidden, maar
o°k door afwijkingen in de beeldenaars; deze zijn zo opvallend, dat
men gewoon is van zilveren rijders en gouden dukaten van de
„nieuwe slag” in tegenstelling tot de met de vroegere handstempels
geslagen stukken van de „oude slag” te spreken, welke uitdrukking
ook op de zilveren dukaten toegepast kan worden. Het onderscheid,
gelijktijdig op de Hollandse en Zeeuwse stukken optredend, bestaat
enerzijds in fijner en regelmatiger tekening en natuurlijker weergave
der figuren, anderzijds in een aantal afwijkingen van het in 1659
en 1606 vastgestelde type, als weglating van de binnenranden, ver-
plaatsing van het jaartal naar de andere zijde en toevoeging van
een kroon boven het provinciewapen.
Ook de kleinere muntsoorten werden op de machines met
nieuwe Stempels vervaardigd, zelfs grotendeels van geheel nieuwe
typen. Voor Holland spreekt dit vanzelf, aangezien de machines hier
juist ingevoerd waren in samenhang met de vervaardiging van
nieuw, duidelijk van het oude te onderscheiden, payement. Voor
Zeeland sneed Drappentier, toen de schroef eenmaal werkte, een
nieuw type voor de schelling met een liggende leeuw, die de op
een speer gedragen vrijheidshoed bewaakt *. De Staten van Utrecht
gaven hem eveneens opdracht een nieuwe beeldenaar voor een
schelling te ontwerpen, nu met „een héraut rijdende te paart met
een zwaardt in de handen” I0°; kennelijk is hiermede het later zo
verbreide type van de Staten- of ruiterschelling gecreëerd, al kwam
van aanmunting voorlopig niets, doordat de aflevering van de
bestelde pers zo lang op zieh wachten liet. Voor de dubbele stuivers
handhaafden beide gewesten, evenals West-Friesland, het oude
type met de leeuw, terwijl Holland een nieuw type met wapenschild
had ingevoerd.
Z eeland, dubbele stuiver
Voorschrift: Gec. Raden 12 Maart 1669
gehalte: 6 p. 17 gr. (0,558)
gewicht: 144 2/9 per mk. (1,70 g.)
remedie: 3 gr. en 4 eng.
* Zie blz. 48, type II.
Beeldenaar: Type I, Verk. 94,1
Als dubbele stuiver van Friesland (blz. 36) — met zeelandia.
Type II, Verk. 94,7
Als dubbele stuiver van Holland (blz. 51) >— met zeelandia.
Geslagen:
a. 1672 (type I)
b. 1681—86 (type II)
Juist voor het uitbreken van de oorlog met Frankrijk begon
zieh dus een belangrijke verbetering in het uiterlijk van de Neder-
landse munten te voltrekken. De nieuwe methoden en nieuwe beeldenaars,
die zieh zo günstig van de vroeger gebezigde onderscheiden
en in de omliggende landen reeds ingeburgerd waren, waren
weliswaar nog slechts te Dordrecht en Middelburg inderdaad in
gebruik genomen, doch het lag in de aard der dingen, dat zij
mettertijd de overhand zouden krijgen en overal ingevoerd zouden
worden.
* *
*
De inval van de legers van Lodewijk XIV, die in de voorzomer
van 1672 tot de snelle bezetting van een groot deel van het grond-
gebied der Republiek door Franse en Munsterse troepen leidde en
de jarenlange insluiting van Holland en Zeeland en de beide
Noordelijke gewesten, stelde ook op het gebied van het muntwezen
geheel nieuwe problemen, waardoor diegene, waarmee tot nu toe
geworsteld werd, de regeling van de zilverprijs en de verbetering
van het uiterlijk der munten, enige tijd geheel op de achtergrond
geraakten.
Allereerst werden Gelderland, Overijsel en Utrecht met de
daar gevestigde munthuizen bezet en van Holland en de toevoer van
zilver over zee afgesloten. Er kon dan ook vrijwel niet gewerkt
worden. De munt te Harderwijk stond stil van 14 Mei 1672 tot
15 Augustus 1674 en diende als kwartier voor de Franse troepen 101.
De provinciale munt te Kämpen en de stedelijke te Deventer stonden
reeds stil sedert 1669 — dood van de muntmeester — en 1670 >—
faillissement van muntmeester Sluysken — en kwamen niet meer
op gang. Die te Zwolle heeft waarschijnlijk niet of zeer weinig
gewerkt: een nieuwe muntmeester was voor de bezetting benoemd.