
Geslagen:
a. 1684 (type I, zonder binnenranden)
b. 1684 (type I, met binnenranden)
c. 1685 (type II, zonder binnenranden)
d. 1685—86 (type II, met binnenranden, jaartal verkort)
e. 1690, 1692 (als d, jaartal voluit)
D eventer, schelling
Voorschrift: ■—
Beeldenaar: Verk. 156,1 -—2
Als schelling van Overijsel (biz. 72) — met civitatis daven-
TRIAE.
Geslagen:
a. 1683'—85 (jaartal op kz.; versiering naast schild)
b. 1685—86 (als a, jaartal op vz.)
c. 1686, 1688—91 (jaartal op vz.; zonder versiering)
D eventer, dubbele stuiver
Voorschrift: -—
Beeldenaar: Verk. 156,3
Als dubbele stuiver van Friesland (biz. 36) <— met daventria.
Geslagen: 1683, 1685
Meer neiging zieh aan de geest van de besluiten van 1681 te
houden toonden de Staten van Gelderland en Utrecht. In laatst-
genoemd gewest waren tot 1682 schellingen geslagen, maar na de
aanvaarding van de Staten-munten gaven H.E.M. hiertoe voor-
lopig geen toestemming meer. Het Hof van Gelderland had in 1681
verlof gegeven een kleine partij te slaan, maar liet dit na 1682
evenmin meer toe. Anders de West-Friese steden, die ondanks de
geheel tegengestelde politiek der Staten van hun gewest niet nalieten
de muntmeesters toe te staan schellingen te slaan; deze werden
weliswaar geslagen op de door Holland in 1670 vastgestelde
voet, maar niet met het toen ingevoerde type, doch met de in West-
Friesland vroeger gebruikte gestyleerde roos.
G elderland, schelling
Voorschrift: 1. Hof 18/28 Sept. 1681
2. Hof 19/29 Jan. 1691
1. muntvoet van Holland
2. muntvoet van Overijsel (2)
Beeldenaar: Verk. 16,1—2
Als schelling van Overijsel (biz. 72) <— met ORDinum Dvcatus
GELriae ET coMitatus ZVTphaniae.
Geslagen:
a. 1681—82 (open kroon, jaartal op kz.)
b. 1691 (gesloten kroon, jaartal op vz.)
W est- F riesland, schelling
Voorschrift: Staten 7 Aug. 1681
muntvoet van Holland
Beeldenaar: Verk. 71,4
Vz. gekroond wapenschild van het Landschap binnen krans,
bovenaan jaartal; omschrift: MOneta NOva ORDiNum w e s t-
FRISIAE.
Kz. rijk versierd kruis; omschrift: devs FORTitudo et spes
NOSTra.
Geslagen:
a. 1680, 1682 (grove tekening, muntteken links)
b. 1680, 1682—83 (fijne tekening, mutteken onderaan)
* *
★
Deze toename van de vervaardiging en daarmede van de om-
loop van slecht geld liet niet na in Den Haag en Amsterdam indruk
te maken. De Generaalmeesters, Boreel vooraan, meenden, dat het
toenemen van de wanorde op muntgebied eindelijk de heren van
Holland wel zou overtuigen, dat herstel niet zonder maatregelen
tot beperking van de vrijheid van handel te bereiken was. Zij be-
toogden wederom, dat de invoering van de Statenmunten geen
enkel resultaat kon hebben — het uitblijven van resultaat was in
1683 een feit —, evenmin als een provinciaal verbod van het slechte
geld, indien niet de uitvoer van zilver tegengegaan en een maximum-
prijs vastgesteld werd 220. Uitgaande van deze gedachten stelden zij
21 Mei 1683 wederom een concept voor een algemeen »plakkaat
op waarbij overigens zoveel mogelijk met de Hollandse wensen
rekening gehouden werd. Vooraan prijkten de vaststelling van een
inkoops-prijs van f. 25 : 2 voor de muntmeesters en van f. 25 : 1
voor de Wisselbanken en het verbod van uitvoer van muntmateriaal,
ditmaal om aan de belangen van de handelaars tegemoet te komen