fprak (i) bevat ook dikwils eenï- V f Alumfloffe. Dut komt die, „aar •tverfchi!
» , r d\r L,eiien' veeJerley Kleuren voor en by
geheele Laagen in de Gebergten. Zy valt
gemeenlyk g’raaüw of bruin, doeh ook wit in
het Napelfche en geelachtig, midden in Tripel
, by Poliniére in Bretagne. Meestal is zy
Bladerig en dikwils zo met Aardharst doordrongen
, dat zy lang in dc open Lugt, op
hoopen, doornat leggende, aank broeijenraakt
en in brand vliegt, met eenen Zwavelreuk.
Dit broeijen, evenwel, voorzigriglvk beftuurd
zynde, mids men gedagte Aarde door Afdak-'
ken droog houdt, dient om dezelve, zo wel
als de Leyfteen , daar zy dikwils boven op
legt, en dus eerst weggeruimd moet worden
te Dutten. _ Dan wordt de Aluin-Aarde even
als de Almnfchiefer behandeld. Wanneer zv
veel Aardharst in heeft, kan men ’er eerft de
Pannen mede ftooken , gelyk in ’t Hesfifche
met de Aanhoudende Turf gefchiedt. en
vervolgens de Asch uitloogen. Een derge-
lyke furf of Veenlaag, zeer ryk van Aluin,
nam de Heer S w a b in Schónen, in de na-
buurfchap van een Steenkolen - Bergwerk
waar. f-.?
(3) Aluin
(*) I» *i zélfde, bljfc. 6f$jr
' f'j') Aluin van Marmer* lij.
AFDEEL.
De gerneenlyk*zogenaamde Roomfche Aluin, hoofd»
die eenigszins roodachtig is , komt uit eenSTÜ^
Gefteente, dat voornaamlyk te Lumini in de Ahmtn
Kerkelyke Staat, en dus niet ver van R o r n e , ^ " -
maar ook op eenige plaatfen in ’t Groot Her-Aluin,
togclom Florence en in deTripelgroeve by
Poliniére in Bretagne, gegraven wordt. Naast
by Tolfa, niet ver van Civita Vecchia, opeene
plaats, welke in een omtrek van drie of vier
Mylen raetfteile Heuvels is omzoomd, waar
van de Wéstelyke ryaan de Zee grenst; maakt
dit Gefteente zeer hooge Bergen, die hier en
daar met witachtig graauwe Kwarts-aderen
doorloopen zyn, of een roode inmenging als
Vitriool-Kalk hebben ; zynde anders geheel
vast en gantfch niet Schieferig, zo dat men
ser naauwlyks eenige horizontaale Spleet in
gewaar wordt.
1 Sommigen willen , dat dit Gefteente Kalk- Aartva»
aartig zy, i welk L inn acus geloofd heeft{£®J’
en W a l l e r i ü s nog met kragc tracht te
bevestigen op ’ t gezag van Boma r e ; die
echter , waarlyk, in dit geval, zo wel als ia
veelt-
! Aluinen Marmoris. Syst, Nat. XII. Tom. IIL Gen.
17. Sp- 3 Alumen Lapide Caleareo, albo autrubente,
mineralifatum. W a l l . Syst. Min. 11. p. 34. Argiüa pura
acido Vitrioli imbüta. Cronst. Min. 143,
III. Dbsl. i y . Stuk,