A fd e e l . Tot Geneesmiddel is zy van dergelyken dienst
XII. als die, doch op ver naa niet zo kragtig en
suilt? doordringende. Eenigen maaken ’er met vrugt
gebruik van om de Lighaamsdeelen tegen de
Koude en Vorst te befchutten. Met Voor*
loop, Wynfteen - Olie en Yzer- Vylzel, wordt
zy dikwils gebruikt, om in een lang Flefchje
boven elkander de vier Elementen te vertoo-
nen. Ook is z y , dik geworden, tot Wagenfmeer
en anders ook alsTeer, dienftig om Vaartuigen
of ander Houtwerk te beftryken en voor de
aandoening van Lugt en Water te befchut-
ten. Meest wordt zy in Tartaria gebrand in
de Lampen , waar toe menze dagelyks, in
ongeiooflyke veelheid, van Baku uitvoert (/).
lil. ( 3) Aardhars t , die taay is en zwart.
Bitumen
Maltha. _ , , , ^
Jodenlym. Men kan deeze noemen Berg-Teer of taaije
Berg. Olie, of Aard-Teer; g elykzy in Engeland
Barbadoes-Tar; in Vrankryk Poix Minerale
of Goudron, Meerskoi ÏVosk in Rusland en
gemeenlyk Kedria terteftris of Malta geheten
wordt; doch , dewyl zy meest voorkomt
aan
(f) K®mpf. Am. Exot. utfupra.
(3J Bitumen, tenax nigrum. £>y$t.. Nat. uts. Sp. 3.
Bitumen fegne crasfum nigrum. Wall. Min. 195. Kedria
terreftris. Axungia Terr®. Wall. Syst. Min, 11.
p. 92. Oleum Montanum liquido - tenax. WoLt. Min.
94. Petroleum tenax» Croijst. Min. 149.
aan de Doode Zee , zal menze gevoeglyk
Joodenlym noemen. In China is een groot XII^
Meir daar van , en zy ontbreekt ook niet in stuk.
de binnenfte deelen van Afie. Men vindt inl,u m&.ood*n~
Europa insgelyks zulk Berg - Teer , dat uit
Steenen zweet; gelyk in de Myn van Dannè-
mora in Sweeden ; iü Colebrooke Dal in En*
geland ; by Clermont in Vrankryk ; op het
^ydelbad en in ’t Leberthall in Switzerland ;
ook op Barbados en andere Westiirdifche
Eilanden. In ’t MeirBaikal,van Siberie, komt
het gemeenlyk met den Ysgang, en hangt
deels by Druppels, deels by Ballen van een
Vuistgroot*; aan Ysfchotfen of Steenen. Anders
dryft hét gemeenyk op Stille Wateren.
Dit Berg- Teer veffchilt van de Steen-OÜe
voornaamelyk maar door minder vlugheid en 1
meerder taaiheid; zodanig dat het dikwils als
Lym aan de Vingers kleeft. Derhalve noemen
fommigen het -ook Pisfasphaltum. Het
is altoos van eené donkere, bruine of zwarte
Kleur. De Reuk is dóórgaans weinig, zelden
aangenaam en als het brandt altoos Hinkende
met een geele Vlam en veel Rook. Op een
zagt Vuur wordt het dun en ruikt dan naar
Harst, terwyl de Aardige deelen naar den bodem
zakken. Door Deftillatie krygt men Jer
een Zuurachtig "Water, van en eene donkere
Olie , welke door rectificatie in een dunne
geelachtige en grovere bruine Olie gefcheiden
Q 2 wordt.
III. C eel. IV. Stuk. v