MdWy'Lgf f c
É J i r i
fM D e ’ A l ü i n e n h A a r e
Ui. deeze onder de Kaïkfpaathen , wier ftömpe
V . Hoeken van io iè , de fcherpe Hoeken van
ar™?0* Graaden zyn , door famenvoeging Kry-
hajlen van geheel verfchillende Figuuren gevórmd
kunnen worden, heeft de Heer T órb»
B er gm an zeer aartig aangetoóhd (tfi
VL H O O F D S T U K *
Fefchryving van de A l ü i n , zo de Natuu'rlyke
ah Uitgeloogde, uit Ley, Steenen, Aarde en
andere Stoffen; ah ook van de Steen-Kryhallen
van dergelyke figuur h waar toe de voor-
naamfie Edele Steenen behoor en,
T^an dit Zout maakt L i N N a ü ’s een Geflagt*
* welks Kry Hallen hy aanmerkt een agtzy-
dige Dobbelheeh te, zyn , doóf Driehoekige
Vlakten bepaald , als ih h g . 13, 0p Plaat
XXXV, t Is zeker dat de zodanige ïbmtyds
in dé Solutie van de Aluin voorkomen, doch
zeer dikwils vallen zy van andere Figuuren,
die echter iets of' wat van de voorgaande
hebben, zynde de Hoeken alleen * of d’e Hóeken
en Zyden, beiden , als afgefneedeh ;
gelyk Fig. 24, | | , V o o r ’t öVenge komen
zy nog in andere Gehalten voor, als wy vervolgens
zien zullen* £)**
CO N°v> Alt, Upfal. Vol, I, 1773. p* 150*
St EE N - K R.Y ST ALLÉ N. 12?
De A l u i n is van alle de reeds befchree-
vene Zouten verfchillende door haaren zo
blykbaaren zuuren Smaak,en van de Vitriool,STaK.
die volgt, door niets Metaalachtigs te bevat-^igei>
ten. Buitendien komt de Aluin door zekere
wrangheid daar mede overeen; welke echter
geheel overgaat, wanneer men de Aluin volkomen
met haar Zuur verzadigt, of wanneer
men, in de kookende oplosling van de ge-
woone Aluin, in Water ,zo veel Aluin-Aarde
werpt, als die nog in zig opneemt; maar. hier
door verliest de Aluin tevens een groot deel
van haare oplosbaarheid. Anders vereifcht
dit Zout ten hoogfte tienmaal zo veel Waters,
als de zwaarte is , om in te fmelten, en met
kookend heet Water veel minder (v).
Werpt men dc Aluin in ’ t Vuur, zo fchuimt vaf yy*?f
zy en zwelt geweldig , verliezende tevens triool-
haare gewoone gehalte en doorfchynendheid.zuu *
Zy wordt dus een Spongieus, ongemeen ligt
en broofch Lighaam , ’ t.we lke , hoe langer
het in ’t Vuur blyft, hoe moeiélyker vervolgens
(t>J BbrkheV zegt van twaalfmaal; Waleerius van
maar viermaal zo veel. Ik bevind, dat een half Loöt
gemee'ne Aluin, tot Poeijer gewreeven, gemakkeiyk Imelt
in een Unce kookend heet Water. Die van Kehren in
de Paltz vereifcht omtrent anderhalf Once , dat zesmaal
20 veel is. Die Steenachtiger zyn, gelyk de Roomfche,
zullen misfehien meer Waters noodig hebben.' maar dertigmaal
zo veel, gelyk Gmelin zegt, is ongeloofbaar.
111. Dsain IV» Stuik.