til.
Afdeel#
X1L Hoofdstuk.
Hout-
Kolen.
worden O»); verbeeldt zig de Heer Miï.*
l e s , dat hetzelve, zo min als de Bovey-Coal
of Stinkkólen , welken men,in een Valey van
Devonshire in Engeland, ter diepte van ze-
ventig Voeten,graaft,voor weezenilyk Hout
kan gehouden worden. Zy leggen tot die
diepte by Laagen , met Beddingen van Kley
daar tusfehen , en onder deeze Laagen komt
zelfs eene voor, welke men de Planken-Laag
noemt; om dat ’er als Planken uit gegraven
worden.fomtyds Koffy kleurig, fomtyds glim-
mend zwart, tot drie of vier Voeten lang.
Maar die zogenaamde Planken fchynen meer
overeenkomst te hebben met de Ley - Kolen
of zelfs met de Bladerige Aardharst, waar
van hier voor gefproken is. Zy hebben de
Vezeligheid geenszins van Hout en breeken
gélyk af, zonder Splinters. Men gebruikt,
voor ’t overige, die Kolen alleen'yk tot eene
Aardewerk - Fabriek , aldaar aangelegd en in
de Kalk-Brarderyën; welke onder den Wind
wel een Uur gaans ver Hinken. Ook zyn zy
zo brandbaar niet, als Hout, ’t welk benevens
de ongemeene veelheid dezelven veeleer voor
Aardkolen, van Mineraalen oirfprong , zou
doen houden (z). De
(y ) Montium quoruadam praeaUorum , magni Ligni
Fosfilis copia quafi infar&orum, brevis descriptio, S. Chh»
Holmanni Phil. Pro£ Gotting. Phil. Trans. Vol. LI;
p. 506.
(z) Remarks on the Bovey - Coal, by Jer. Milles»
Phil. Trans. Vol. LI. p. 534-
Be zogenaamde Surtarbrand, op Ysland
Voorkomende, is al te blykbaar van Hout af- xil.
komflig , dan dat men daar aan zou kunnen
twyfelen. De Vezelachtigheid,deTakkigheid, De Sur-
de Knoppen en Bladeren , toonen zulks ten opyJia^L
overvloede. Oiiderrusfcben is het onbegrype-
3yk, hoe dezelve de Grondflag kan geworden
zyn van zo zwaare Klippen en Gebergten, dat
menze gewoonlyk, ter hoogte van vyfentwin»
tig Vademen boven de Oppervlakte der Zee,
door hetgeheele Eiland, aantreft. Men vindt
9er ook wel hooger of laager Beddingen van *
en in fommige Klippen , die uit verbrande
Stoffen beflaan, is alles met brokken Steen ea
Lava en andere door malkander gemengd. Ook
is het iets byzonders, dat in die Surtarbrand
geen ronde BoomHammen , maar wel dikke
Planken voorkomen, even als in de gemelde
Engelfche Stinkkólen.
In ’t algemeen is het een zwarte, Hoornachtige
Stoffe, die ten deele zig poIyHen laat*
doch in de Lugt geen Hand houeft en op zig
zelve niet gemakkelyk brandt,maar met ligter
Brandfloffe gemengd een flerke Hitte geeft,
laatende, uitgebrand zynde, een Saffraankleurige
Asfche over (a).
De
(a) O lafs. and P ovels. Reize dureh Island §. 580 3