APDsFi-.Duitfchland . zeifs 00k jn 0nze jNederlam*
Xn. (]en
Hoofdstok.
Van dit Gegraven Hout neb ik reeds voor*
-J1™1' ^een» onder de Delfftoffen , gefproken (x)
en aangemerkt, dat het fomtyds weinig vèr-
anderd, fomtyds met Aardharst doordrongen,
ja ook wel ais in Steenkolen overgegaan ,
voorkomt. Dit maakt de gefteldheid van
deeze StofFe zo verfchillende, dat men ze
naauwlyks in ’t algemeen befchryven kan. Het
eerflgemelde, dat men meest in onze Veengronden
vindt, is flegts aan te zien voor een
kragceloos , half verrot, vermolmd Hout,
dat byna niets brandbaars heeft behouden en
hetwelbe men als tusfehen de Vingers kan ver-
bryzelen. Zodanig valt ook in andere Landen
; gelykik daar van uit het Nasfaufche, van
Hanau, Kobürg en elders, heb. Maar men vindt
ander, dat glanzig bruin is en zelfs zwartachtig;
ook dat binnen een Houtige Schors
Aders heeft van Aardharst # vertoonende
voorts een Houtachtig GeweefzeL Hier uit
krygt men,door 'Déftillatie,derge.lykeOliën,
als uit de echte Steenkolen, maar in minder
veelheid , en het geeft meer Asfche. Jn ’£
graaven van hetzelve is veel minder gevaar
van Verflikkende Dampen , doch het geeft
<oo k
0 0 Zie ’t 111. D eels II. S tuk. bladz. 6.
ook zeer weihig Hitte en flinkt in tegendeel Afdeel,
geweldig; zo dat meh ’er zekerlyk weinig
Üienst van heeft. stok. .
Dat de gelegde Boomftammen, die men
énkeld vindt, weezéntlyk Hout zyn, zo wel Homsku-
Sis dergelyke Brokken , in de Veengronden zenttylT
voorkomende, kan wel Diemand in twyfélHout
trekken; doch meer duifterh’eid is ’er, omtrént
de Houtskolen óf het zogenaamde Gegraven
Hout, dat by verbaazendê Beddingen, in hoogè
Gebergten , op fommige plaatfen gevondeh
Wordt. Van dien aart Zyn de Steenkolen ,
welken men in Het Sweedfche Landfchap
SchÖnen, ter diepte van versheide Vademen;
èndér een dikke Kalkfteen-Laag üitgraaft,
Waar onder voorkomen, die duidelyk deSoöre
vafn Hout aanwyzen. In ’t Hertogdom Gru-
benhagen , in de nabuurfchap van Munden ,
ia hèc Hanoverfe, is een Berg , alwaar zulke
Hoütskolen ter diépte van twintig Voeten
reeds uitgegraven waren, en bevonden werdén,
Wet den Bergboor, nog wel dertig Voeten
dieper te leggen. By Allendorf in Hesfen-
kasfel is een Berg, doorgaans den top met
Sneeuw bedekt hebbehde, wel byna tweeduizend
Voeten hoog, die byna gevuld fchynt
te zyn met Aardharst en delf baar Hout, van
elkander afgezonderd. Niettegenflaande dit
Hout zo vast is van zelfftandigheid , dat ’er
zelfs goede Houtskolen van gebrand kunnen