m.
A fdeel.
te des Aardryks, niet ver van Alikante, in
de Rots vaft 2ittende, ontdekt (p \
Dit laatfte,.ook , geeft Veel aanleiding om
te denken, dat de Barnfteen eigentlyk van
een Harst van Boomen oirfpronglyk zy ; welk
e , by een groote Omwenteling van des
Aardkloots Oppervlakte , ’t zy door Over-
ftrooming of anders, in haare natuurlyke ge-
fteldheid is bewaard gebleeven, en niet, gelyk
op veele andere plaatfen , verbrand tot Steenkolen.
'XL
Hoofdstuk.
DeOir-
fprong uit
Harst van
Boomen,
waar-
fchynlyk.
Immers , d a t’er groote Bosfchen, in
over-oude tyden, door zulke Toevalligheden
bedolven zyn geraakt of door de Zee verflon-
den, is wereldkundig. De overblyfzelen ,
die men daar van vindt , toonen zulks (g).
Wanneer men onderftellen wilde, dat in die
Nöordelyke Landen , welke hedendaags met
Bosfchen van Dennen, Pyn en andere Harst-
draagende'Boomen vervuld zyn,oudtydsgeen
dergelyke Bosfchen geweest waren: dit zou
ongerymd zyn. De overvloed van Harst,
welken zy in hadden , moet ergens zyn beland.
En van de uitgebreidheid zulker Bosfchen
kan men niet oordeelen. Wie zal ons zeggen,
o f niet weleer de geheele Oostzee door eenen
ge-
, O») Een Verhandeling, over dien Verfteenden Barn-
fteen, was , door wylen ’s Konings Lyf-Arts , Don
Joseph Sunal, aan ’t licht gegeven. Travels tkvaugh
Spain. p. 365. '
(q) Zie het III. Deels II. Stuk , deezer Nat. flijlarie,
aan ’t begin.
weldigen inbreuk van den Oceaan gevormd
z y , en dat dus onmeetelyke Bosffchen in der- ? Xf.
zelver Afg1'ond bedolven zyn geraakt ? Dus stuk.
ftrydt de groote veelheid van Barnfteen, welke
in zo veel honderd Jaaren reeds in Pruisfen
ingezameld is, niet tegen dit Denkbeeld; het-
welke men dient te omhelzen, om de inwik-
keling der gezegde Vliegende lnfekten en
Mieren in deeze StofFe te begryperi. Zulks ,
immers , was, indien men den Barnfteen acht
uit eene allengs verharde Aard-Olie, ook zelfs
uit den bodem der Zee opwellende, geboren
te zyn , onverbeeldelyk. Ondertusfchen is
de vraag , of die Aard"Olie niet wel een
dergelyken oirfprong kan hebben? Hier by
komt, dat men hem doorgaans by zo kleine
brokjes vindt ; dat hy dikwils gekleefd zit
aan Boomfchors of Hout, of met Gaten,die
aanwyzen , dat hy rondom Riet of Takjes
geftold z y , en dat hy fomtyds indrukzels heeft
van Boombladen,, als gemeld is.
De Heer L inüjeus heeft ook dit Gevoelen
begunftigd , wanneer hy van den Barnfteen harst,
z e g t : hy is geboren uit Pek, ,, misfchien
„ ook uit A a r d h a r s t ) , door langheid de*
„ tyds verhard in ?t zoute Zeewater; enhier-
,, om is hy fomtyds vol lnfekten.” Te Raf-
lunda in Schónen, zelfs, werdt hem Barnfteen
vertoond , uit den Grond gegraven, welke
half uit Harst fcheen te beftaan. De Ouden
O 4 noem*
III. Dksl. IV. Sth*.