, m.
A fdeel.
XJll,
H oofdstuk.
Pyriet.
Pypachtige.
ronde of platte Pyrieten voor, geel en Zwavelig,
van ontzaglyke grootte, die, alsmenzè
aan ftukken ilaat, met Cinnaber doorzaaid zyn;
Men heeft ’er een , van zestig Ponden zwaar ,
in ’s Konings Verzameling gebragt (b). Veelen
zou men tot de Tuffteenen kunnen betrekken,
gelyk ik heb aangemerkt ( c ). Inzonderheid
heeft zulks ten öpzigt van de Mergelnóoten
plaats, welke W a l l e r i u s hier ook t’huis
brengt. t’Is zeker, dat men zulke Pyrietbal-
letjes , van grootte als Hazelnooten ën ook
Wel grööter, fomtyds in de Mergel vindt (d)l
In de derde plaats Helt L iw n ^ us de
Pypachtige Pyrieten (e) , hoedanigen ’er fomtyds
voorkomen , die naar het Beenbreuk of
Beenlym .(Ofteocolla) gelyken, en van welke
Kiesachtige Pypjes ik reeds melding heb gemaakt
(ƒ ) . Daar toe behoóren de Rol-achtigé
Pyrieten , hoedanige men dik,wils in Besfen-
land, by Frankenberg, als ook in ’t Raven-
bergfe en in de Krytgroeven van Engeland
vindt. Al Wederom zal ik van de Kiesdruiven,
Kieskegels , Kies- Drop ft eenen , Pyp- en Haair-
Kiezen, als meer of min daar toe betrekkelyk^
• niet
(J') Travels through Spain. Lond» 1780. p. 336.
CO In ’t voorg. IT. S t u k , bladz. 328-
(dy Zie een yertoog, de Nucibus Margaeeis et aliis
Pyritce fpeciebus, met Afbeeldingen, Act. Ffrys, Medi
Tom. VI.
( e) Pyrites Fiftulofus. LxnN.
( f ) Zie ’t zelfde II, Stuk, bladz, 349.
niet omftandig fpreëken ; dewyl de Kies, als 4 J S L
een Proteus, in allerley Geftalten fpeelt. x ili:
Maar nog een kort woord verdient de Plad- stuk?FD°
# tige of Bladerige Kies (g ), welke gemeenlyk Plaatje,
op andere Steenen zit , en beftaat uit Blaadjes,
die zig op veelerley manieren famenvoe-
• gen. Dezelven zyn grooter, kleiner, dikker
ö f dunner, dikwils drie- of vier* ook wel zesen
meerzydig en fomtyds Cirkelrond, in Se-
benburgen of in Hongarie en ook wel van onbepaalde
Geftalte, by Johan George Stadt in
Saxen voorkomende. Mooglyk zal hier toe
die zuivere Zwavel-Pyriet, uit welke een geheel
Gebergte by de Wolga in Moskovie beftaat,
behooren (h).
Ik zal hier nog de Celachtigè o f Cellukuze Celluleuze
Kies ( O afzonderen , welke L i n n ^e u s to tKies‘
de Plaatige betrokken hadt. Men vindt deeze
by Kapnik in Sebenburgen, op de Pachér-
ftollen by Sehemnits in Hongarie, by Joa-
chims-ThalI in Bohemen,in jonge Thurmhof
by Freiberg en elders in Saxen. Zy beftaat
gemeenlyk uit o verend gezette Blaadjes ,
welke zo tegen elkander gekeerd z yn , dat -
zy zeszydige Holletjes of Celletjes vormen.
Somtyds zyn als Verdiepingen, die naar een
Dob»
Cs) Pyïites Laminofus, Linn.
(Tij Zie Phil. Trans. V ol. LVII. p. 318.
0 ) Pyrites Cellulpfus vel Cellulai'is B o k n i i ,