IIT; in Sweeden Cinmber, én in Duitfchland Zim
noher noemt, is den Ouden bekend geweest.
H oofd- Immers hy z e g t , dat men het Kwikzilver be-
*TUK* komt uit Menie, welke verkeerdelyk Kinnaha*
Cinnaber. , ,
ris genoemd werdt * en wyst tevens de manier
zeef duidelyk aan.
Op de fiieefte plaatfen, voorgemeld, daar
men de leevende Kwik vindt, valt ook Gin-
naber en zy is ’er dikwils de Matrix of Moedef
van. Geen Gefteente byna of Aardfoort is
*er,. waar in menze niet t’eeniger tyd gevonden
hebbe of nog dagelyks vinde. Somtyds is
*er Zwavelkies ingefprengd of ’er mede verbonden
; fomwylen komen ’er geheele Adelen
en Streepen van Aardha^st of Bergpek in
voor. Ik hebze met Pyriet verertst als ook
met Markafiet van Moersfeld in dePaltz; met
Roodglans , van Obermufclen in Tweebrugge;
met Bismuth ypn Wolfrtein ; met Glaskop van
Moersfeld; met Yzerglans van Èrokeburg aan
den Haarts; met Vaal - Erts van Koper; als ook
njet aangegroeid Zilver in Kalkfteen , van
Stahlberg in Tweebrugge ; met Zilver in
Spaath uit Peru; met zwart gemineralizeerd
Goud uit Hongarie en Bohemen: met gedee-
gen Goud in Kwarts uit Mexiko of Zuid-
Amerika.
Ëigen. Alle de Cinnaber - Ertfen zyn zonder Smaak
fchappen. 0f fcherpheid; gemeenlyk in Water niet oplosbaar.'
' Zy branden in H Vuur met eene
blaauw*
blaauwachtige Vlam, geeVen aan Hout, PA-
pier öf dergelyke zaaken, een roode ftreek, XVI,
wanneer menze dj aar aan w ryrf t, en ik unnen STHUoK.o JDgemakkelyk
tot Poeijer gewreeven worden. Cinnaber,
Zy zyn ongemeen zwaar , als grootendeels uit
Kwikzilver beftaande, dat alleenlyk verertst
is door Zwavel. Dit blykt uit de groote veelheid
van dat Metaal, welke men door Dëftil-
latie Uit dezelven bekomt, fotntyds wel veertien
Loot op ’t half Pond bedraagende. Schraa»
le Cihnaber-Ertfen, in Kalkfteen, hébben geen
byvoegzel noodig ; maar de ryke vereifcheü
dat men Kalk, of eenige andere Stofte, onder
het Poeijer öf Gruis derzelven menge; Den
Toeftel , ten dien einde gebruikelyk, zal ik
niet befchryven. Voorts blykt het uit de Kon-
ftige bereiding van Cinnaber , waar toe dé
Kwik eerst maar met Zwavel tot een Eihïops
gemehgd, vervolgens door een fterk Vuur
gebrand en opgeheven Wordt. Deeze verfchilt,
zo B o è r h a a v e aanmerkt , weinig van de
Natuurlyke Cinnaber (ƒ ).
Kookt men deeze laatfte met de oplosfing Froévea
van een Vüurbeftendig Loogzout in Water, “ heid«f"
dan fcheidt zig het Kwikzilver g r o o t e n d e e l s Scheid-
Als glanzige Bolletjes op den bodem af, en de vogtenf
Loog wordt eene vldeibaare Zwavel - Lever.
Brengt