lil.
Afdeei.
X.
Hoofdstuk
»
Gebruik.
of over *t Vuur, verfpreidt zy deezen Geur;
maar allerfterkst, wanneer zy in brand wordt
geftooken ; als dan verbrandende met een
heldere Vlam en Afchgraauwen R o o k ,zonder
dat ’er iets van overblyft. De Smaak is zeer
weinig en in ’t kaauwen valt zy brokkelig.
In gedeftilleerde Oliën en zuivere Wyngeest
laat zy zig gemakkelyk oplosfen, inzonderheid
met Alkalyn Zout, door wryving in een
Mortier, of ook met eenige welriekende O-
lie vereenigd zynde: als wanneer zy een vol-
komene Tindluur maakt.
Ten opzigt der famenftellende deelenfchynt
ty met den BarnReen eenige overeenkomst te
hebben: want zy g eeft, door DeRillatie,
ïbmtyds wat vlug Zuur Zout, even als die,
maar uit een Drachme wel derdhalf Scrupel
Olie, die de ruikende deelen bevat. Men maakt
van een weinig Amber dikwils gebruik in
Haairpoeders en Pomaden , of ook in Reukdoosjes
; doch de Geur, die voor fommige
Menfchen dienftig is tot HartRerking in Ze.
nuw-Kwaaien, hindert anderen dermaate,
dat zy daar door in Hartkloppingen, in Flaauw-
tén en Stuiptrekkingen vervallen. Veelen ,
in Italië en Turkye , maaken ’er tot aanprik-
keling van de Minnelust gebruik van, en zy
is zekerlyk daar toe een der minfl fchadelyke
Middelen; maar de duurte houdt den Gemee-
men Man daar af. Evenwel is de Prys zodanig
ver*
verminderd , dat, daar men te vooren th et TL oot AK)tEtti,st>
Voor vyf Dukaaten verkogt, thans maar half
20 veel gegeven wordt voor ’t Once. *tdk.
Die höoge Prys gaf weleer veel aanleiding lch^ ' ra*‘
tot verValfching van de Amber. Men heeftze
nageihaakt Van Wafch , met Styrax en Ben-
zoin, of ’ook met welriekende Olieteitén ver-
inengd i meü heeft de hoeveelheid getragt te
Vermeerderen, door het byvoegen van ge-
dagte Gomharften. Een kenner, echter3 zal
fcig niet ligt daar door bedriegen laaten, en
door het branden openbaart zig klaar de ver-
Valfehing. Goede Amber moet, als men een
gloeijende ÏSlaald daar in fteekt, niet aan
dezelve kleeven of blyven hangen.
De Amber0g rry s wordt in de O- ceaa_ n, of nog daaPrla maetns« *
öp *t Water dryvefidé* o f aan net ocrand op- ze vindt,
geworpen , gevonden. Voornaamelyk heeft
dit plaats in de Ooftindifehe Wateren , en
Wel aan de Kusten van Madagaskar en Suma-
tra * of ook aan die van Maiabar , van de
Molukkifche Eilanden , en aan de Oostkust
van Afrika. Somtyds , doch zeer Zeldzaam ,
heeft menzé ook aan die Vari de Atlantifche
Ze e , in de Weftindiën, of zelfs in de Noordzee
, eh wel aan de Westelyke Kusten van
Groot4 Brittannie » aangetroffen. Immers,
C am bd en verhaalt, dat aan de Noordelyke
Kust van Schotland eens een groot Ruk Amber
gevonden zy. Zonderling groot was dat
N 2 Stuk,
III. Dbec. IV. StUK.