Hl. (7) Salpeter, die Steenig is en Spaathig, a§t-
Atobei. tienzydig met fpitfe Punten.
^Hoofo- Zodanige Spaath - Kryftallen heeft de Heer
MI. RoMiiïü de l’I s l e afgebeeld en befchree-
o a ^ d S ven. Deeze hebben de zes Zyden van het
^yTttien Staafje nu eens egaal, dan eens breeder en
zydig?. fmaller, gemeenlyk zeshoekig en deeze loo-
pen in de kanten der zydvlakten van de Punten
uit. De Punten , echter, zyn ook fom-
tyds ftomp. Anders heeft deeze Spaath eene
zeer regelmaatige geftalte en is zo helder als
het zuiverfte Bergkryftal kan zyn. Meest
vindt menze Droezig , met één der enden in
de Matrix ingekast.
VIII. ( 8) Salpeter, die Steenig en Spaathig, zes«
Stokende tienhoekig, Jlinkende.
Van den Stinkfleen , ook Zwynenfleen genaamd
, om dat hy door ’ t wryven een lee-
lyken Stank uitgeeft, als Varkens - Stront ,
verfchilt deeze Stinkende Spaath, in West-
gothland voorkomende, alleenlyk doordien
zy verfchynt in onderfcheidene Kryftallen,
naar
A ) Niirum Lapid. Spathofum oftodecaè'drum, Pyra-
midibus acutis* Mihi.
(§) Niirum Lapid. Spathofum , fedecaëdium, foeti-
dum. Syst. Nat. XII. Lapis Suillus. AS. Stockholm.
1759. P- 26. Lapis Suillus Prismaticus. Wall. Min. 59.
N. 1. Spathum fri&ione foetidum. Wall. Syst, Min,
ï. p- ï4**
naar die van de Salpeter gelykende. Som- A™.*g)U
tyds is de Stinkfleen omringd met zodanige II* T
I Kryftallen , die ook wel uit twee zcszydigeSTuK.
Pieramieden > zonder Staafje, beftaan. Men
vindt hem insgelyks in andere deelen van
Sweeden, zo W a l l e r iu s aantekent.
(o ) Salpeter, die Steenig is en Gipsachtig , IX.
K J ° „ Nnruvti ■ endoorfchynend, twaalfzychg, met een zes-Bafaittzydig
famengedrukt Staafje, de Punten^ g 'hirl-,
driezydig. achtigé.
Men viadt deeze Spaath , volgens L ïn -
iï^EUS, dikwils op den Draadfteen gegroeid,
in het Gebergte by Oerebro in Neride, dat
tot Sweeden behoort. Met moeite krygc
men ’er volkomene Kryftallen van, dewyl zy
dikwils Laagswyze lamengegroeid zyn. Z y
komen ruuw tevoorfchyn, vuil Afchgraauw,
ondoorfchynende , vast van zelfftandigheid*
niet Spaathig, dikwils Takkig. Het Staafje is
gemeenlyk zeszydig, met twee Zyden bree*
der; zelden vierzydig, en Wigvormige Punten.
Het fchynt van eene SchirJachtjge natuur
te zyn , en men vindt in ’t zelfde Gebergte
fomtyds langwerpige donkerpaarfché
Granaaten , maakende een onregelmaatig
Staafje* dikwils ter dikte van een Duim.
III. H O O FD -
(9) NitrUm Lapid. Gypfeum, opacum dodefeaè'drum,
Prismate compresfo hexaëdro , Pyramide triëdra. Syst»
Nat. XII. T. 3. p. 87.
D 2
III. DasL, IV. StvK*