III. gewoonen Leyfteen verfchille. Hy is de
* V I . naafte aan de bedding der Steenkolen , die
Hoofd* jiijWjis veei Aluin bevatten. De meefte
Bergen, tusfchen Scarborough en de Rivier
Tees , als ook by Preston , in ’t Engelfcb
Graaffchap Lancaster, zyn vol van eene
blaauwachtige Mineraale Stof als L e y , welke
gebrand zynde en uitgeloogd, in Looden
Pannen uitgedampt wordt , om de Aluin
te bekomen. Deeze Stof is broofcher
dan de gewoone Leyfteen, ook zo fplytbaar
piet, en doffer of Aardig op de Breuk , en
heeft, wanneer men ’er met de Tong aan likt,
een Alninfmaak. In de open Lugt een poos
gelegen hebbende, valt zy dikwils van é£n,
en krygt een wit Vitrioolifch beflag als Meel.
Doorgaans is zy ook met Aardharst doordrongen
en dit fomwylen zó fterk, dat z y ,
by groote hoopen op elkander leggende in de
open Lugt, niet alleen broeit, maar zelfs in
brand raakt.
Verfchil- Myne Aluinfchiefers houden zig grooten-
deels beftendig. Ik hebze van Whitby in Yorka-
Schiefers.lhir e , die Afchgraauw i s , zynde door- den
Heer p a C o s t a , in ’t jaar 1767, prefent
gezonden aan wylen den Heer Doélor S o u l o s s
e r ; met byvoeging , dat daar uit byna alle
Engelfche Aluin vervaardigd worde. Ik heb
de Oslandje uit Sweeden, die men van daar
paar Lovers Aluin werk , te Cal mar , brengt.
Pgeze ?iet bleek zwartachtig. Ik heb graauwe
van
S t e e n - K r y s t a l l e n . 135
van Memmingen in Zwaben en Aluinhoudende A fdeel»
Steenkolen , waar onder die zeer fraay Paau-
wenkleurig zyn, van Saarbruck in Lotharingen. sTüK.
Ook heb ik een witachtig bleekgraanwe van
Monsgau in het Keulfche, die voor een
Aluin-Schiefer is opgegeven , fchynende vol
Dobbelfteentjes te zyn, alsjvan gemeen Zout.
Uit Schotland heb ik ’er één, die naar Veen
Aarde zweemt. Ook bezit ik die zwarte
Aluin - Schiefer van Andrarum in Schónen , de
Zuidelykfte Provincie van Sweeden, welke
zonder eenige bymenging zuiver Aluin uitlevert.
Want tot het kooken der Engelfche
wordt een derde deel der Asfche van Zee-Wier,
Kelp genaamd, in de Loog gedaan, zo men
fchryft.
Op de laaiftgemelde plaats, in Sweeden, Aluin-
legt onder ’t Zand, drie of vier Vadem diep,
de zuivere Aluinfchiefer ; waarvan men de
uitgeftrektheid nederwaards nog niet heeft
kunnen ontdekken , fchoon men daar in ter
diepte van twee honderd Ellen gegraven heeft.
Men vindt ’er veele Petrifikaaten , Spaath,
Kalk , Alabaster en zwarte Kies-Kogels in,
van eéne Arfenikaale natuur, die fomtydswel
duizend.Pond zwaar zyn. De Schiefer, die
by het Aluinwerk , te Malltorp in Westgoth-
land, gebroken wordt, bevat groote Nesten
van Stinkfteeu ( Bitumen Suillum), daar men
Kalk van brandt. De Schiefer, op hoopen
I 4 gelegd