390 D e K wi k e i l y e r -E i its^n
XII. vendien verfchilt zy naar de manier, op welke,
zy gevonden wordt, naar de d«orfchynendheid
H oofd- en vastheid , naar de inwendige zelfftandig-
*™K\ heid, naar de oppervlakte en naar de uiterlyke
gedaante.
In voor- Somtyds komt zy flegts aangevloogen voor ;
korning i fomtyds in eene Steenlbort ingeflooten, welke
zy Aderswyze doordringt ; fcmtyds maar in*
gefprengd* In dit laatfte geval vindt menze
of flegts by flippen, by ftreepen of banden,
by groote breede Vlakken , of Dendritifch,
als Boompjes. Dit maakt eene Verfcheidçn-
heid van Cinnaber * Ertfen uit. Somtyds i s ’er
de geheele Bergftof mede door en door gekleurd
: maar de allerbeste is de Lighaamely*
ke Cinnaber, daar men zelfs Plaaten van kan
flypen , gelyk ik ze dus donker-rood van
Moersfeld heb, en in helder roode brokjes uit
Hongarie. Dit wordt genoemd dettes of zuU
vere Cinnaber.
In door- De meefte Cinnaber is ondoorfchynende ;
faiynend-doçh men vindtze fomtyds, gelyk in Prins
T ' Fredriks Grondmyn by Mofçhellandsberg ,
half doorfçhynende, of ook geheel doorfchy-
pende, als Robynen, by Moersfeld, Katzenbach
en andere plaatfen ; als wanneer menze
naauwlyks van Rood Gulden kan onderfchei-
den , dan doordien zy een roode flreek geeft.
In vast- Veel verfchilt ook deeze Stoffe in vastheid,
neid; j^en vindtze geheel als Poeijer aan ’t Gçfteente