lil. komt meer met dat van Barnfteen-Zout, dan
xn * 1" met Minsmle Zuuren overeen. Gemeenlyk
siuk°FD" bly ft van Deftillatie der Naphtha een
zwarte , Aardige, Harstachtige Stoffe Over ,
en haar Vlam geeft doorgaans eenig Roet. De
natuurlyke Naphtha wordt, bovendien, d<>or
langheid van tj^d wat dik en taay, donkerer
van Kleur en verliest allengs baaren Reuk.
In Alcohol ontbindt zy zig niet, maar dryft
’er op als een Vlies. Met Olie van Vitriool
of rookende Salpeter-Geest verhit zy zig
geweldig en wordt tot een Harstachtig Lig-
haam,.dat in ’c laatfte geval naar Möskeljaat
ruikt. Haalt menze in Glas op Water over,
dan word zy veel fyner, vlugger , dunner en
Kruideriger. Wryft menZe, in een Glazen
Mortiertje , met fcherp Loogzout, dèn bekomt
men eene Zeepachtige Stofte;’ zo wel
als met Armoniak - Geest : maar de Naphtha
fcheidt zig in korten tyd, grootehdeels, wederom
daar van.
Zy is ‘ L i n N je ü s befchryft de Naphtha als jvit *
geeLgaanS achtig zymle; doch zo vindt menze zelfs in
Perfie zeldzaam. De Turken noemenze wel
iïfaftk fefiid, dat is Witte Naphtha, niet om
dat zy wit is , zegt K a m p e e r , ma3r om
ze van de zwarte, dat is van de Steen-Olie?,
te onderfchéiden. Gemeenlykst is zy geel*
zelfs wanneer zy de volkonifetfc helderheid
van Water of Glas heeft, ’ cWelk onze Ridder
der met de Verfcheidenheid van fchynt
aan te duiden; hoewel de zodanige, op den x n .
Berg Zibio in Italië vallende, volgens V a N . ^ “*
d e u i Reukeloos en niet ligt Vlamvattende
ware. Geel of bruin vindt menze op verfchei-
de plaatfen in Italië, by Gabian in Vrankryk,
en in 't Lamberts_Gat in de Elfaz, uit welke
laatfte de Heer Spielmann. een Zuur bekomen
heeft, dat naar den Geest van Zee-
Zout zweemde (ƒ ) . Elders , nogthans, komt
zy inderdaad wit voor, gelyk uit het volgende
blykt.
„ De Sweedfche Heer Psilapwerhielm Wïtts-ï
„ heeft in Italië gezien , hoe g em a k k e ly k^ ^ /
„ men de Steen-Olie bekwam van Monte Cia-gevonden.
„ ro, omtrent- twaalf Italiaanfe Mylen van
,, Plaifance. In dit Gebergte zyn Laagen van
graauwen Arduin, byna horizontaal leggen-
„ d e , gemengd met Kley en een foort vatt
m Seleniet, welke Kalkachtig fchynt, Deêze
■ , Steenen boort men in ’t Lood door, tot dat
,, men Water vindt, en dan zypelt de Steen-
Olie van tusfehen die Steenlaagen, ver-
,, gaarende zig op het Water van de Put;
„ Wanneer ’er genoeg by elkander is , gelyk
j, ten einde van agt Dagen, dan fchept men
„ die in Kopere Bekkens van het Water ,
„ daar
OOIGmEliN Natur - Sy/Ietn, 11. Th. 3?6.