m. ,
BER was een dergelYke van Chiallane, in ’£
Hoofc* Val d’Aofta in Piemont, voorgekomen. Ge*
meenlyk is het veel fyner dan het andere,
en bevat, buiten Zwavel en Spiesglas-Koning,
taamelyk veel Rottekruid , waar aan het zy-
ne roode Kleur te danken heeft* Evenwel
vale het ook met verfchillende Kleuren, rood,
paarfch, blaauw, geel en groen, gelyk ik zodanig
een Stuk uit het Schwartswald heb,
waar in die Kleuren als in een Paauweftaart
fpeelen, zynde de Vezeltjes Donsachtig fyn.
,Men zou dit voor natuurlyke Bloemen van
Spiesglas kunnen houden.
XIX. H O O F D S T U K .
Befchryving van de S p ia ü t e r , ook wel Zink
gerufamdf zo Kryftallifch als verertst, in ver•
fcheide gedaanten : waar He de Kalamynfteen
en de zwarte , zo wel als de roode en Kryftal-
lyne Blende, behooren.
Naam. ‘TX it Metaal, in ’t Latyn Zincum, en dien-
volgens in Vrankryk Zinc, ook by ons
en in Engeland, mede wel Zink genaamd,
is anders onder den naam van Spiauter, in ’t
EngeTch Spelter, bekend en wordt in Italië
Peltro geheten. Elders geeft men ’er ook wel
de
Tff.
de benaaming aan van Tutanego en van Coun- AlFDEBt .
ter fait > om dat het de Kleur van Zilve r na.
bootst. , ! . S™K'
Men vindt het onder veelerley gedaante in aats.
de Engelfche Mynen, voornaamelyk in de
Landfchappen Derby, Sommerfeten Notting-
ham ; in Duitfchland voornaamelyk op den
Ramhielsberg en by Aken, alsook ifi de Pool4
fche, Boheemfche , Hongarifche, Sweedfche
en Sibenfche Mynwerken. Hervalt ook in
Oostindie , inzonderheid op Cëytön. '
1 In zyn volkomen' Metallfrië ffèafc hééft
èen Glans » welke nader komt aan dien^ van
Lood dan'van Zilver » maar het beflaat zo ligt
niet, als Lood , in de Lugt, en is ook ver!
ligter, naauwlyks zevenmaal zo zwaar als Wa*
ter. Onder' de zogenaamde Halfmetaalen laat
het zig best hameren , voornaamelyk koud
zynde, of door Water verkoeld1, doch *t krygt
barsten onderdien. Niet gemakkelyk zal men
het tot Poeijer maaken, o f fyn wryven. Het
geeft eenigen Klank van zig. Op de breuk
is het als uk vlakke Pieramiedén, fomtyds als
uit Vezelen , famengefleld. In ’t Vuur vloeit
het fchielyk, wel niet zo gaaiiw als Tin of
Spiesglasr, maar lang voor dat het gIöeije.‘Ge-‘
fchiedt dit in open Vuur, dan brandt hét zo
dra het begint te fmelten , met een fchobne’,
lèhitterëndé Vgïdëhachtige Vlam, pti' verliest
dus al zyne brandbaare zélfftandrgheid. Ëehw
JIL Dubju. IV. Stok.