111.
AfdekL'
XI.
Hoofdstuk.
Hoeda
»jgheid.
2io B a r n s t e e n en
den Mond der Giaretta, in vry groote Stukken;
op het Vaste Land van Italië en elders
daar de Grond met‘Bitumineuze Stoffen ver-:
vuld is. In zeker Landgoed , by Koppenhagen
, kwam, nu ruim een Eeuw geleeden,
onder ’t ploegen een Stuk te voorfchyn, van
grootte als eens Menfchen Hoofd (/). By ons
is zulks zeldzaam; echter werdt, voor weinige
Jaaren , hier te Lande, in de Beemfter,
een Stuk Bamfteen opgegraven, waar vanmy
iets is uiedegedeeld.
i De Bamfteen valt zelden in Stukken die
zwaarder dan een Pondi zynï des het al iets
byzonders was , dat een arme Boer in Noord-
Jutland, op het . zogenaamde Nétteftrand, nu
omtrent zestien Jaar geleeden, in ’t Voorjaar,
een Stuk vondt', dat elf Duim lang was,negen
Duimen breed en zes Duimen hoog, weegen-
de 302 Loot, dat is meer dan negen Pond(?»).
Evenwel zou ook aan de Kust van Yslandeen
Stuk gevonden zyn van 27 Ponden. De veelheid
is zeer groot ; want het gene daar van
Jaarlyks , te Koningsbergen alleen, aan de Ko-
ninglyke Kamer komt , wordt gefehat op
honderd tot honderdtwïntig Tónnen. Voorts
heeft hy zeldzaam eene bepaalde geftalte ;
hoe-
(7) Barthol. Aü. Uafvt. 1671. p. n l.
fmj Hamburg 29 Maait 1768. Haarl. Courant vaa
5 ApriU