A edeel. die heldar zyn en zuiver wit van Kleur,- niet
^ru’n ofgraauw; niet vogtig wordende in de
WK. Lugt, ’t welk een overvloed van Loogzout;
niet knappende in ’t Vuur, |t welk het byzyn
van Zee- Zout daar in te kennen geeft. Zuivere
Salpeter op gloeijendo Kolen geworpen,
knapt niet, maar poft of (laat, dat men deto-
mre noemt. Te weeten al fisfende ontvlamt
zy en verfpreidt zig in Vonken (ƒ). In Vrank-
ryk zyn ’er fomwylen Zandkorreltjes in verr
mengd, waar door* het maajcen van Buskruid
daarvan ten hoogfte gevaarlyk is.* doch men
kan zulks zo wel op *t gevoel, als door finel-
ting in Water, ligt ontdekken.
Tecriingfe Behalve de gewoone langwerpige zyn ’er
Salpeter zogenaamde Teerlingfe of Kubieke Salpeter
Kryflallen, veel naar die van Zee-Zout
gelykende, en buiten twyfel daar;van hunnen
oirfprong hebbende (g). De zodanigen komen
voor, in de ruuweOqstindifche Salpeter en in
andere, welke met, veel Zee-Zout vermengd
is. Uit wel gezuiverde zal menze , door Kry;-
llallizatie , geenszins bekomen. Zo is het
ook met de Artnoniakaale , die men vlugtige
Salpeter 'noemt; om dat z y , door ’t Vuur ge*
fmolten, wegvliegt. Zodanige wordt, door
• Konst,
f / ) Carbonibus ignitis inje&um Scintillulas cum flbi-
ÏO fjjargit, guod detomre dicitur. Wall. Stjst. /Hm, JJ,
g. 44.
(g j Zie 't III» Deels I. Stuk , bh J5É» -
.Konst, van een vlug Alkalyn Zout. met in*
druipinge van Salpeter-Geest, bereid. In de
Lugt wordt zy vogtig en komt onder de ruu*gTWH>
we Salpeter voor, zo wel als een Kalkachtige,
zig door Kryftallizatie daar af fcheidende en de
overblyvende Moeder -Looggrootendeels uit-
maakende.
S a l p e t e r ic e S t e e n -K r y s t a l l e n .
' ( a ) Salpeter, die Steenig is én Kwartzig, II.
agttienzydig , helder ah Glas. CrypaU
lus mm«
(3) Salpeter, die Steenig is en Kwartzig, tó^ rg.
agttienzydig. Kryftal.
( 4 ) Salpeter, die Steenig is en Kwartzig ,
van hinnen hol. Steenvloed.
Dit zyn de Steenige Kry (lallen, welken ik
in het voorgaande Stuk uitvoerig heb befchree- Hoi
ven (h ). Van de veranderingen, daar |in ry aw
voorkomende, en dat onze Ridder te regt de
Gekleurde als Verfcheidenheden van de Glasachtig
(2) Nitrum Lapidofum Quartzofum octdecaïdrum hya-
Jinum. Vid. PI. XXXV. Fig. 1-4.
(3) Nitrum Lapidofum Quartzofum o&decaëdrum. Ibid.
(4) Nitrum Lapidofum Quartzofum eavum. Am.Acad.
I. Tab. 16. f, 12.
(h) Natuurl. Hift. 111. ü. 111. Stuk, bladz. 35t,
367» enz.