Afdkbl. P^aat^eD» waar door ZY z 'g a^s Glimmerig ver-
XVI. toont, gelykze veel valt by Idria in masfieve
Klompen: Bladerig of als u:t Plaatjes famen-
Cimabtr. gefteld, hoedanige ik heb van Christgluk in
de Paltz: Vezelig of geftreept, als famenge-
field uit evenwydige Vezelen. Deeze is zeldzaam.
Siraalig of met fpreidende Streepen,
omtrent gelyk de Pyrietkogelen, waar mede
zy dan dikwils vermengd voorkomt, en van
deeze , die echter gantfch niet de gemeende
is, heeft onze Ridder de bepaaling deezer
Soort ontleend. Men vindtze ook Cellvleus
by Wolfftein, van welke hier, in Fig. i , op
P l a a t X X X IX , de Afbeelding is gegeven,
Verfchil De Oppervlakte is gted of ruuw, geflreept
ftaJt of als geweven. De uiterlyke Geftalte fomtyds
onbepaald, fomtyds als uic kleine Pypjes
famengefteld , fomtyds Niervormig gelyk de
Japanfche, of Kogelachtig gelyk de Wolfftein-
fche dikwils voorkomt; maar wel de aller-»
meefte opmerking verdient de Kryjlal/yne of
Gekryftallizeerde Cinnaber. Zodanig zyn de
Cinnaber - Kry/tallen, die eigentlyk tot de voorgaande
Soort behooren, of daar mede volko**
men overeenkomftig zyn 5 hoewel zodanige
Cinnaber ook Klompswyze va lt, zonder
dat men 4e Kryftal'öguur onderfcheiden kan.
P\}s heb ik ze gekryftallizeerd met leevende
Kwik,van Meinertshagen en van andere plaat-
fen.
„ De Iaatfte Soort van Cinnaber, die ik ge- AtJ,Uu
kryflallizeerd noem,zegt de vermaardeSco- XVJ-
„ poli, beftaac uit zittende Kryftallen, vansTUK.
Robvnkleur, naar het Arcanum duphcatum Gekry-
,, gelykende , vergaard, masfier, doorfchy-,je cinna-
nende. Veele zodanigcn , door ’t Mikros-ber-
” koop befchouwd , fchynen of vierhoekige
Pieramieden , of vierzydige Prismaas te
, zyn, doch meest van eene onregelmaatïg
, veelzydige figuur en ongelyk. Door de
Kleur en grootte, bykans alleen, verfchilien
zy van de Ruitachtige doorfchynende Spaath-
Kryftallen. Zy bellaan uit Steenige een-
„ foortige deeltjes, in het oirfpronglyk Zuur
ontbonden, door Water verdund, door het
aantreffen van een ontvlambaare Vettigheid
^ daar uit neergeftooten , en door geduurig
„ bykomèn van Steenige zelfltandigheid allengs
„ vergroot en verdikt * wier Roodheid flegts
, veroirzaakt wordt door Zwavelige en an-
,, dere Uitwaafemingen; even als het Berg-
,, Kryflal , van Rottekruid- en Spiesglas-
„ Dampen doordrongen, een roode Kleur
,, aanneemt, Even de zelfde is de oir-
,, fprong der Kleuren in de Edele Steenen,
die niet zeldzaam uit het binnenfte des
Aardryks worden gegraven. Veel komen
„ deeze Kryftallen voor op de diepfte plaatfen
onzer Mynen te Idria, alwaar men heden-
Bb 5 «daags