a Jdeel ° ok de al te groote uitgebreidheid te vermy-
lil. nryden J ftap ik die Verfcheidehheden over ,
siuK°.rn’ aiieenlyk hier byvoegende zyn Ed. Iaatfte
Soort van dit Geflagt; naamelyk
r 0 4 ) Kalkzout, dat Steenig is , met getongde
Embryo- Schubben, die hyna als Schubben op elkan-
Jqagend. ^sr ^eSSen > gefleufd » ondoorfchynende.
Deeze, by de Franfchen Spath perlé, dat is
Gepaarlde Spaath, genaamd, vindt men in
Saxen, als ook in Lotharingen op Kwarts,
Zwavelkies en Schubben -Spaath. Haare Kry-
ftallen gelyken veel naar die , welke neder-
vallen, wanneer by eene oplosfing, van Kalkaarde
in eenig ander Zuur, Vitriool-Olie ge-
gooten wordt, en vertoonen zig als in dege-
boorte. Het zyn zeer kleine , ondoorfchy.
nende , fpits vierhoekige Schubben , welke
zeer digt als Vischfchubben op elkander leggen
, en tot halve Kogeltjes famengehoopt
voorkomen» Zy hebben of eene graauwe
Kleur, of eenen witten Glans als van Zilver
o f eenen geelen Goudglans.
Zwaare Zo zyn ’er ook Gips-Kogelen en Gips-
paat ’ Dobbelfteenen, vierkantige en. Rolronde
Gips -
C14) Natrum Lapidofum Squamis Ligulatis Ffubimbri-
catis Caaaliculatis opacis. Sp. 14. Py rites Embryo cry-
ftallifatws trimeter Squamofq - imbricatus.;ifw. Tesf. 46.
*
Gips -KryRallen : maar in ’t byzonder moet ^
ik hier nog een woord zeggen van de Zwaare 111.
Spaath, zogenaamd, om dat zy zwaarder dan iTV™ÏD*
de anderen is , viermaal zo zwaar als Water. Zweten*
Die zwaarte hebben' eenigen van Metaalen af- Spaath.
geleid en ze deswegen Marmor Metallicum geheten
; doch zy bevat niet meer Yzerdeeltjes dan de
andere Gips - Soorten. Het is , naamelyk, mede
een Gips*Spaath ,in Sweeden Tongfpaath gety-
teld, als uit Ryve harde Blaadjes beftaande,
gantfehondoorfchynende, gemeenlykMelkwit
van Kleur. Men vindtze"echter ook geel- en
roodachtig, Vleefchrood by Freyberg en bruin
of graauw by Konsberg in Noorwegen. Dik-
wils is het een Metaalmoeder » die zeer edele
en magtige Aders maakt. In ’t Vuur brandt
men ’er zeer goede Gips of Pleifter van, en
door byzondere handgreepen kan menze in
ac donkere doen lichten als de Bononifche
Steen.
IV. HOOFD*