fiO D e S a l ï ë t e r eh
ÏIT. Zout, dat uit Muuren en Steenen groeit , ed
Alii“ *" meer of min Loogzoutig is van aart, onder-
Hoofd- fcherdèa. Zy onthoudt zig in de Grond on-
der Daken, zegt L i n n ^.os woordelyk daar
van (£)• Waarfchynlyk wil zyn Ed. daar
mede te kennen geeven , dat zy groeit m
eene Aarde, die door D a k e n befchut is voor
• den Regen: want zyn Ed. laat ’er o p e ig e n ,
dat dezelve geboren zy uit Lugt-Salpeter,
toegang hebbende tot eene Dierlyke Aarde.,
mids daar niet uitgefpoeld wordende door
Slagregens. B oe rha a v e leidt den oir-
fprong af van Uitwerpzels der Dieren en
derzelver verrotte Krengen, inzonderheid
van zodanigen, die geen Zee-Zout gebruiken;
dus meest (zegt hy) van Vogelen; daar by
komende de niet uitgeloogde Asch van verbrande
Planten en ongeblufchte Kalk (h).,
Dit fcbynt meer op de Konftige bereiding
• S » te zien, dan op den Natuurlyken oirfprong
fprong. , c-vineter. Wy vinden , immers, dat de
« n , Hutten bewonende boven den
Grond verheven, met eenen Vloer van Bamboezen
; tusfchen dezelven door hun Wa-
ter en Afgang loozen ; weshalve de Aarde ,
daar onder, zodanig met Zouten bezwangerd
wordt, dat zy uit dezelve, door uitlooging,
(5) Habitat in Humo fab teffis. Syft. Nat. uts.
(ft) Chem. Tom. I» P* 44*
S a l i ’e t e r i g e K r y i t a l l e n * ai
Salpeter haaien , welke hun tot het maaken III.
* A fdeel#
van Buskruid dient. Zodanige is derhalve n.
niet van Uitwerpzels van Vogelen, maar van,“ ®®*®*
Menfchen, en waarfchynlyk zonder byvóe-
ging van ongebiuschte Kalk , voortgekomen.
Op Jamaika wordt Salpeter- Aarde gehaald
uit Holen, waar in-Indiaanen begraven zyn,
of daar de Mest van Vledermuizen zig in
groote veelheid bevindt (/). De Lugt is, in
Indie, behalve haare uitfteekende Hitte, zo
fcherp en vol van,, Lugt - Zuur (.Acidum A'è-
reum) , dat het Lood , bloot leggende voor
de Zonnefchyn, in een Jaar tyds byna geheel
verteeft. Men weet welk een uitwerking dat
Lugt-Zout alom op Yzer heeft. In ’t Mo-
gols-Land en inzonderheid in ’t Ryk van
Bengale zyn veele zwaare Dieren, Kemels,
Olyphanten, enz ., wier Pis en Drek de
Aarde, die ’er mooglyk Kalkachtig is , zodanig
met Loogzoutige deelen vervult, dat
zy door de Lugt en hitte der Zon mooglyk
bezwangerd worde met zulk een menigte, «
Salpeter, als by duizende Centenaaren, door
de Schepen der Oostindifche Kompagniën,
zo hier als in Engeland overgebragt wordt.
Misfchien groeit zy daar op Slagvelden, alwaar
veele verflagenen, van Menichen en
Beeften , onbegraven zyn blyven leggen ,
door ♦
(0 Sloane Nat. Hist. of jamaika* Iatroduct. p, IX.
B 3 ,