111.
A fdeel,
III.
Hoofdstu
k .
Trôna
der Arabieren.
zuuren Zout - Geest, werdt dit laatfte Zout
daar uit herboren ( v).
In Arabie, in de Provincie van Sttckena,
agtentwintig Dagreizens van Tripoli, wordt
ook een Zout gevonden , aldaar Trema genaamd,
’t welk veel overeenkomst met het
voorgemelde Natron der Egyptenaaren heefc.
Het legt op de -vlakte des Aardryks , aan den
Voet van een Steenberg , op ’ t meefte een
Duim diep , ter dikte van een Mesrugge.
Op de Breuk beftaat het uit famengepakte ,
langwerpige , evenwydige » veeltyds fcheef
geplaatfte , fomtyds Straalige Kryftalletjes.,
zig als Gips vertoonende. By de Mooren
wordt het, ter grootte van een Ockernoot ,
in Water gefmolten , of ook wel met Olie
toebereid j als een Laxeermiddel en tegen
Kolykpynen , gebruikt. Het wordt ook in
de Tabakfnuif gemengd, om die meer prikkelende
te doen zyn. Voorts wordt het om
Zeep td maaken zeer veel gebezigd, zynde,
zo de Heer M onr o waargenomen heeft, wel
de helft fterker dan Potasch. Het is derhalve
een Alkali , zeer verfchillende van het Zout
dat men aldaar aan de Kusten maakt van *c
Zeewater, waar mede hetzelve door hem veraard
wordt (w) , en de menigte van dit Natron,
aldaar vallende, is zo groot, dat, behal
(v) Mem. de Math. & de Phys. Totnt II. p. 418,
<w) Phil. Tranfatt. Vol. JLXL; '
K a l k z o d t i g e K ï Y S T A U E N . 59
halve het gene men van dit Zout naar t Land^F^,r^
der Negeren, naar Egypte en zelfs naar Kairo
voert, noch wel ongevaar driehonderd Ke*ST0K.
melvrasten daar van te Tripoli komen , ’t Aard-
0 „ . 1 j Zout. welk duizend Centners bedraagt, gaande grootendeels
naar Tunis en fommigeook naar de
Levant. Het dient meest voor de Mooren ;
de Turken zelf maaken weinig gebruik daar
van (*)•
Gemeenlyk wordt dit Aardzout niet diep en Eigen«,
fomtyds wel gekryltallizeerd , doch ook dik- yan^ef
wils met eene Aarde zodanig verbonden ge* Natruro.
vonden, dat men het, op de manier van de
Salpeter, daar uit loogen moet. Ook komt
het als een Mineraal Loogzout voor, in veele
Mineraale Wateren. Het is of .Sneeuwwit ,
gelyk het Nubifche, of graauwer, gelyk het
Hongarifche en het meefte Oosdndifche. De
Smaak is Loogzoutig; het maakt allerley
blaauwe of paarfchePlantfappen groen; houdt
een zeer fterk Vuur u it , zonder te vervliegen,
bruifcht op met alle Zuuren, en Vormt,
door zyne vereeniging met Vitriool‘ Geest,
Glaubers Wonderzouc; met Salpeter-Geest,
Teerliugfe Salpeter; met Zout-Geest gemeeu
Zout; met Wynfteen het Zout van Seignette.
Met Armoniak-Zout gemengd, brengt het
daar uit den vluggen Alkalynen Geest te voor-
■ fchyn.
Stockholm!. Iférhandïfox T773. XXXV. Baai p. *&.
111. Deel, IV.. Sruad;