‘ lil, Lugt blyvende leggen, krygt een roodachtig
xvï?.1" beflag, byna gelyk Kobalt.
H o o fd - Den Bruinfteen met even veel vast Loog1
Kleur- zollt ^me^entle » 20 krygt men een groenach*
verande- tig Glas, dat zig met eene Amethystkleur in
G”aslan 1 Water oplost. Door fmelting met Pis-Zout
of met Loodglans ontdaan andere Kleuren;
naar ’t roode trekkende. iMaar in kleine veelheid
by de Glasfpyzen gedaan, maakt hy de
grootfte Kleurverandering. Immers door anderhalve
Grein Bruinfteen by een Loot Frit
te doen, wordt groen Glas wit. Neemt men
twee of drie Greinen Bruinfteen, zo krygt
het Glas een fchoone Amethystkleur, die nog
fraaijer wordt, wanneer men tot de'Glas-Frit;
in plaats vanPotafch, Mineraal Loogzout, en
in plaats van gemeenen Bruinfteen den genen
neemt, die met Salpeter gefmolten is: doet
men ’er meer Bruinfteen by * dan wordt het
Glas zwart. Rottekrüid en Tinkalk , wederom,
verflindenalle Kleur,welke de. Bruinfteen
aan de Glas-Fritten mededeelt. Ook wórdt
hy tot Verglaazing van V Aardewerk menigvuldig
by de Pottebakkers gebezigd.
Verfchei- De Bruinfteen komt in zeer veele Verfchei-
denheden.^enj^den voor. Ten opzigt van de Kleur
valt h y , doch zeer zeldzaam, wit. Dus zou
men hem by Kongsberg in Noorwegen, als
ook in Vrankryk en Hongarie , aantrefFen.
Deeze bruifcht mét SterkWater op, hy brandt
in
jn ’t Vuur roodacbtig bruin , en verwt dèi
Borax, daar mede gefmolten wordende,
hoogrood. Hy is zo zagt, dat mén hem metSTUK.
een Mes kan affchaaven èn beftaat gemeenlyk Brui».
uit kleine Kogeltjes , die van binnen, geheel
Straalig zym Gedachtigy byna als Yzer-Oker,
van de zelfde hoedanigheid, komt in Piemont
en by Laon in VraDkryk voor : zo ook een
Roode Bruinfteen in Piemont en eene rcod-
achtige in Hongarie. Gemeenlyk is by van
eene donkere Kleur $ of Staalgraauw met eenen
Metallynen Glans; altoos Yzer en dikwils tot
tien Ponden in het Centner bevattende, ook
altyd afkleurende of befmettende.
Dus vindt menze zeer bard, in Vrankryk va®e^ j .
Fierre de Perigueux oiPerigord gehaamd, naar g0rd.
een Landfchap van dien naam , welks Hoofdrad
is Perigueux, in Guijenne, ten Noord-
ooften van Bourdeaux. Dewyl dit Landfchap
oudtyds door de Petrocorii bewoond werdt ,
noemen fommigén hem Lapis Petrocorius. Men
y£egt dat hy eerst in dat Landfchap gevonden
zy. B o m a r e wi l , dat men’er dikwils van
de Moeras-Yzer-Erts, welke aldaar zo wel
,als elders en in ons Land gevonden wordt,
voor verftyt. Anders is het een zwaare digte
Steen, die men met een Mes k. n affchaaven ,
glinfterende, doch weinig af kleurende. Op
de breuk is hy geftreept en glanzig, wordt in
Vuur roodachtig en hard, fmek nietligtop
C e s