„lllll
ih
5 5 0 G E E S T E L Y K E
D e u t . X X V I I I . vers 23.
Ende mven Hemel, die hoven umn hoöjde is
• onder u is , z^l^xer ^yn.
zal kpper zjn: ernie de aar de, die
Even in dezer voegen Lev. X X V I . 19.
•Eniie z.al tiwen bcmcL als jz.er- makcn , ende
•twe Aar de als koJ>er. Geen afgod van de Natuuf)
na-Auvvelyks ondereenen duilieren naam
bekend, maar IK, de ccuvvige en almachtige
Schepper', de alvvyze Bevvaarder van alle
zaken, de H t ü R van de natuur cn vanhet
Geheel AI, afhangende van myn aldervryile
welbeliagen, door my zelven beikande, IK
z-al den Hemel boveu wjjen boofde,-mriienilyk
den Lucht-hemel, welken ik vootuilervelingen
zcer nuttig re gclyk cnzcernoodzakelvk
hebbc gcfchapcn, voor iivv Icven tcn
aanVjen van de Zwaaritc, Dunheid, Kleinheid
, Wärmte of andcic eigenfcliappen op
hper maken, ende de aarde, die ander 11 is ,
zalyzer gyn. Dan namentlyk , wanneer,
het vvelk men leert i. Kon: XVII. i. g^duurende
hctaUerbelUplle tot gelykhcid gebr\cbt, een
voorraathuys ryk van waterachtige dampen,
dienende voor uwe Ikellen cn Planten ten
A-crkwikking en voedzel. Dezen Hetfiel, de-
2C rondom leggende Luchtdamp, zal ik als 1
een juar of jaren, äauw, noch regen
zoude z)n. De Gewaszen derhalven zullen
verdorren, de honteinen zullenuytdroogen,
Menfchen en Beeilen van dorit mager
worden, het Aavdryk zal dermalen hard worden,
dat het zelve ter bouwinge zal onbekwaam
^^•orden: gelyk wy weeten, datjaarlyks
in de zeer heete gewellen van de Verzengde
LuchtÜreek het aardryk, by de Zomermaanden,
door de geduurige hitte der
Zonne, dermalen word vcrdroogt, dat het
zelve niet kan bebouwd worden, ten zy dan
G O D het voorziende, alvoorens, nament-
]yk b,y den Winter, of de natte maanden
door de Storcregens aldaar waren bevochtigt
geweeit.
D e u t , X X V I I I . vers 24.
D e HEERE mve GOD fuher ende fiof tot regen ums lands geven: lian
den bemel xal het op u nederdalen, tot dat gy verdeigt werdet.
Alhoewel, wedevfpannig geflngte, At Hemel
yzer zyn zal en Köper , zo zullen er
echter fVinden waeijen, maar u fchadelyke :
Dewelke volgcns den gewooncn loop der
Natuur, de Meeiler vr.n de Nnruur het alzo
beitievende, de waterachtigc Dampen in de
•Wolken by elkander vcrg.idercn, en dezelve
uyt het cene Landfchiip naar 't andere overvoeren,
en hier en daar in gedaanre van Regen
nederitorten, zullcn fulver en ßof aanvoeren.
Ten getuvgcn roepe ik die gene,
dewelke door de W'oellenyen van Arabie
reizende door dusdanigc drooge, of zandige
regenviagen niet min ondergaan, dan dieop
den Oceaan varen van de fchuymende Baargolvcn
, ja niet zelden worden zy, door het
Zand bedekt, levcndig begravcn. 7,\cthevevots
Reize I. Deel, i. Boek, kap. 80. Dus
worden , aisin een zandachiigeZeeMenfchen
en Redenloze Beeilen -uermelt: daar komt by
eene al tc groote dunheid van de Lucht , onvoegzaam
voor deademhaling, waardoorzy
verllikt worden: eene al te groote Dytdamping,
vvaar door zy verteert worden, rerwyl
de fyndere deeltjes van het ßlocdvervliegen,
het overige verdikt zynde.
D e u t . X X V I I I . vei-s 27.
De HEERE Xßl (i ¡han met fweeren'van Egipte, endemeiffeenen^ ende met drooge
Jclmrfte, ende met k^-auwfel, waar van gy niet ^dlen können genesen worden.
kecrcn weder tot de Ziektens. Sehechin
v.etien wy n'^cr .zv^ecren, ürüfen : Le
Clercq eene Omßeekmg ,van hct Wortelwoord
Schechan, -^•am zy». De Vcrklaring dock op
het zelve oogwii. De plaats door eene ctterbuyl
of heete blare aangedaan is eerll warm,
o f w o r d oniilooken, etrzyrypword, ofdat
de by een gebrachte iloÖe tot een zweer word.
i Volgcns TiewwöiJ getuy gen is, worden de Fgyptenaars
gemeenlyk by het wailchen van den
I Nylilroom door eene zeer.pynelykeuytbotting
aangedaan , deicherpe deeltjes naincnilyknaar
debuytenile Huid gedreevenzyndc, endesfelfs
uytterÜe buysjes en zweetgaten als afknabbelende
en doorborendc. Miilchien moet alhier
iets zodanigs, volgens hct gevoelen van
le
\ il'ÜI,!^
Deitt. rap.xx^m. V.
Insectil Ilp<ì^'ioiii infesta.
"v/^m-li .^i ' lus xxrA-ni M. íq-^-I.