riilljl-lv/;:
i m i l
pliiHI! I
5 5 4 G E E S T E L Y K E
alleidvandevooraetting/.eni»<!»«/Jvermaap
fchapt met de woorden rngtiemili,
d e u i l k e verdrukking en moeijelykhcid bete;
kenen, of van het Arabifch U ima , hy hectc
verlaagt. verdreven, hy licelt gebodcii hec
v e r r c f e i y n , hy hceft ecn atkecr gehad , liy
heeft verfoeid, Het lilyUt uyt äe liKldJfrakdjte
van -Vinins dal Allem is gi-weell cell
Ivkllatie-kruyd, dieshalven op dcKcrkhoven
¿eplanc. Ook Allem in het üolk-n gemcen.
De Kruydketiners bringen te voorfchyn
Alexaudrynjche SantmifrhcMfem C.'S.
dat het iromra-kruyd is van Manholia X.
li.iie l'iguur A.insgelyks
Aljem C. B. lVorme«-Z3ad by Rmwotffl.
Ii. het welk de Arabieren Scheha noemen,
celyk by ons de geraene grooter Alfitn 1. B.
äc •i'oüti/cbe of de Roornfibe -van de mnhb,
of -um -Dmkorides C. B. Figum B. Doch
de Mcrktekencn, aan alle Alfem gemeen,
n orden aan den ondeillen rand voor cogen
gdleld in de Flguur C.
P R I N T B L A D CCCLVI.
« Í A,Ht,oe ah een mm , myne reden vloeye als een damp: als eeit ftofre.
v e i s 2.
•ne milde CoihU leeft de« lievet, n hVW en REGEN,
Het vriiulba/ir Latid tot zegen,
Op da, bet GR AS e« KRUID e„ BOOM bl,fi in zynßavd.
In bet bekofde Und,
Saar Jacobs nageßagt m veihgheid %al leve»,
'<Door nngß, nog vrees gedriven,
Maar m een ßille ruß, by alle» overvloed,
Zo lang het rem gemoed
Beflendte. bhft, "'» ß"^' « betragten,
Met ''Morden en gedagten,
Zo drmpt zyn Léring als een Regen of hen neer;
Zo wrd zyn roem en eer
Doir V magtig Iß'H i'nßcmmig ofgezongen,
En s^-si-eetdop alle >engen,
ren teken hoe het hart, dar dankbaarhe.d geraatt,
In reine liefde blaakt,
Om aan de Almogeuheid ßeeds eer en lof te given,
En naar de isiet te Itven.
AAn den Mrnf^h enRedcnlooiEBeeRen ,
fla,uw door Hüte, eene overvloed.ge
uytwaalVeming hcbbcnde geleden is n.etsaanmnuT,
dan eenekoeledronk, welkedeverl^
rene deeltjcsvan het vochtige xoude herflellen:
ten «ielken iclvcn emde, de aldergoedmic
h« bcfch-kk™"
de de Dorll de bcöclde L icharaen aandoet,
op d»t door mlddcl van dezelve het gebouw
behouwden en geiond ionde blyvcii : h«
zelve lot ¡S de Pianten le beurt gevallen: deze
Ivdcn ook eene llandvallc uytwaasieming
van vloeibare, waterachtige deeltjcs, dewclken
noodwcndiis raoeten wederom vergocd
worden. Ten dc7.en zelven einde fchenkt
de alderwyfte Schcpper Regen en Dauw. De
van plaats tot plaats beweegbare , gaande ,
vlieeende, kniypendc dieren die zocken, of
sebiedcn. dat Iren het noodwenciige vocht
worde aangebracht. Maar aan de groeibare
dinoen, om dat dezelve altyd op eene plaats
vall Rehcut blyven, heeft G O D willen bezorgen
eine wcldaad, die zelf bewcegbaar
is, cn dezelve befproeid. Deze weldaad is
voornamcnllyk tenhoogflcnnumg, ennoodvakclyk
in die warmer Landllrecken van het
Oollcn, debrandhittederZonncaUiaarmcer
•/vnde uytgeRrckt. Hier van daan is het dat
deze Volkeren, boven anderen op Lcenfpreuken
verliefl, vcrfcheidenc, en dezelve vol
vanoordeel, fpreekwyzen hebben onrleent,
eclvk Moies alhier in zyncn Zwanenzang.
lob XXIX. 2.. Myn reden dmfpede of hen.
vs 13. fVantzy'eiacbtedennaa,ny,geliknaa
TAR.CCC'I.VI.
e u t . ciii>. x x x n . v . :
Eos, Ihlla er Imber