A T U ü R K LT N Ü E. 4 9 1
P R I N T B L A D CCCIII.
Ende de wokhe week*^an ho-ven de tente ; ende zjet, Mirjam was tnelaatfch ^ mt
als de [neeti'Hf: ende alaron T^ag Mirjam aan ; ende úet, ^y was melaatfch.
Vaarom ^ide Aaron tot Mofe\ oih n^n heere^ en legt doch met op omde^onde,
daar mede ivy ^tteljk&^daan, ende daar mede ^yge^ondigt hebben.
Laat^e doch niet ^yn, Js em dóode, van wiens 'víee/ch, als hy uit zj^ns moeders I j f
de helft wel verteert is. Numer. XII. vers l o , 11, 11.
Hier word mtn geeß op nieuw vervoerd^
Op 't zien van GODS almogeiihtdetty
Ik voel myn hart en ziel ontroerd #
Een kille fchrik ryd door my» léden;
De WÜL, K K O L O M ryfl naar om hoog,
Om M I R J A M niet MKLAAT S tt aanjchotmen.
ó Me'er dan inonderlyk vertoog!
Wie kan zig hier van fchrik onthouwen?
G O D «yy? haar zelfs het leger uit^
Tot na verloof van Z EVE N DAG EN,
Zy weér naar zyn volmaakt befluit
Op nieuw den naam vau rein mag drägen^
Celukkig in haar ongelak
Het eind* te vinden van haar druk.
Dît ig eefi ontzachelyk voorbeeld van den
Goddelyken toorn , een wonderwerk
z o in de toebrenging, als de opgevolgde geneezifig,
te vergelyken met die À/Î/^ÎÎ/J'^Î'/Î/,
tvelke Moïes voor een oogenblik ondergaan
heeft Exòd. IV, 6. doch wel met dit onderfcheid.
dat alhier de oorfprong engeneezing
der Ziekte anderzins langduurig zoude hebben
moeten dienen tot fchrik voor Mirjam ^
ylaron^ en het gantfche Volk totwederfpannigheid,
helaas! genegen, daar tot beveÜiging
van Moxes wankelend geloof, op beide
piaatzen ten vertoogvan GODS magt. Wy
kennen den ineetenden aart van de Melaatsheid,
en zelf deswegens de zeer moeijelyke
geneezing van deze alderzwaarrte en aldervuylfte
Ziekte. De huydachtige kliertjes afgeknaagt
zynde , ja verdorven, kruypt het
kwaad dieper tot de fpieren zelve, jaooktot
het Gebeente. Hêt i vers fchyntmydeze
ineetende kracht der Melaatsheid aan te wyzen,
en te zinfpeelen niet zo zeer op eene
doode Vrucht, devvelk? ofdoor dekrachter>
van de Moeder word uytgedreven, of door
hulp van de Kunil voor den dag word getrokkcn,
andersfins zullende de Mocdcr zelve in
levens gevaar brengen ; als wel op de gefcheurd
e nageboorte. gcwoon rtukswyze ce voorfchyn
t ekomen, of op de Vrucht, die in
den Buyk zelve der Moeder verrottende by
rtukken afgcdrcvcn word.
P R I N T B L A D CCCIV.
Daarna kwamen zy tot het dal Eßol, ende fneden van daar eene ram{e afy m&t
eenen trots wyndrttjven, dien zy droegen wet tween, op eenen draegßok\ ookyan
degranaat-appelen, ende van de vygen, Num. X1 I I . vers 13.
Is V eerße Taradas her boren,
En weér in Kanaan verplant 1
IVat rjkt wat welgezegend land,
Heeft GOD voor Jacobs zaad verhören ?
"De mannen eerfi vocr-uit gegaan
Cm het beloofde land te aanjchouioen,
Ziet men verbaafdy ver •sonderd ßaan^
^Is of zy hnn gezigt tnistrowwen y
'Dewyl de ryke vrugtbaarheid
Zig hier aan alltn kant verfPreid.
'De