G E E S T E L Y K E
534
ons L and, en aan onxe Plantenzododelykis.
Welke aanmerking wederom ten doorluchtigen
bewys is van G O D S aldervoorzienigile
gocdheid, Op dat ikverzwygehctvoorrechr,
waar door het overgehaalde Watei bovenandereuytmunt,
zeewaceren, pocivvatercn, rivierwateren,
als roet deelen van andere Natuur
2i[tige, aardachtige, onzuyverdt're bezwangen'.
Zo dat vvy geheel en a! met recht
van ons Land mögen roemen, gelyk Mozes
dede van hct Kanaanitifche Vers 11. waar op
verder ilaat aan te merken, dat het Watcr,
het zy van Sneeuw, of Regen niet valt zon-
der order, of mate, of toeval, dat alie de
droppeltjes getelt ende gewogen zyn aan de
weegfchale der Goddelyke Voorzienigheid
hct gehele Jaar door: dat de Wateren alsdai,
in grooterovervioed vallen, wanneer de groeU
bare zaken dezelve het medí van noden heb.
ben: en dit is de reden, waarom dikwyis i,,
hct middcn van de Zomerop eene laneduarige
droogtemilde I'lasregenenvolgen,"dewel.
k e h e t A a r d r y k , deLand- en Akkerman met
grectige armen omvangt, lang zynde ge.
P R I N T B L A D CCCXXXV.
D/í zyi de Beeßen, diegylieden cíen xhU : eenOJfe^
f^ecder Gesten. Deuz. XIV. vers 4.
f^ee der Schapen, ende I4e'p
Bier '•^•ord op nieu-ws de -wet der Heeßen voorgeJchrév?n^
I. ti welke G O D tot f f y s heeft aan zyn volk ti^e^cven ;
Ais O S , f S C H A A P , en GlíA T die rein n naar V bevel,
Of> dat niets onreiiis '•ji:ord gebruikt in Ifrael,
f^ant alie onreinbeid 'j;ord aan /ibrams zand verboáen:
i kt ourein Vé ßaat tot ge en fpys gebrnik te dóden,
Op dat de zniverheid der Goddelyke wet,
'Door geen verbode fpys worde het niinfi ,
Mozes was Levit. XL 1.. 3. gebleven m algemene
uytdrukkingen, maar nu bepaait
hy die reine dieren dewelke de klaewwe verdeylen
, en äe kloven der klaetrjie in tween
klievcHy ende dieherkaawjüeni namentlykden
O f f e , klein Vee der Schapen, en kleyn i'ee der
Geifen, daris, gelyk de ßeeften-befcliryvers
gewoon 7yn le icggcn, hct Oílen, Schapen
en Geyten gcflagt.
Gemakkelyk zouden wy aihicr kunnen nalaten
eene brcedere verklaring van denTexr,
om dac berceds boven genoeg en over betoogd
is, waar ín de rede van reinheid en van goedheid
bcllaat 5 en al was hct allecn maar hct
voeder, de groeibarc uyt de alderbeíle, an-
. derszins ten aanzien van hun vczclachtig en
buysachtig zamcnllel ons lichaam vocgende;
een viervouwdigemage, hetaklcrbcílemaagzap
kokende; van ditaldervoimaaklle maagzap
de verändcring ¡n hun vlccfch: eindelyk
. d e dagelykfche cndcivinding/elvelevercnde
alderkrachtigüe bewysrcdcncn op. Daarzyn
wel Volkeren gcvvceil, dewelke door bygelovigheid,
of aangevloeid, of get rokkcn, van
hct eeicn van oflcnvlecfch zieh hebben onthouden:
dood , volgens het zeggen van ffi.
/ o r . X I I . B o e k , 34. kap. Enmenleellbyden.
zelven uytdrukkelyk in hct V.Boek, het 14.
kap. eene wct Jtheiiicnzeji^eefienploegeHdenOsy
en onder het jok werdende met depí
oftnet den u-agen z.uk gy met llagteii: nmmi
by meáe een Lc.ndbowtwr is¡ en een metfezel
der menjcben m bet wert. Fn 'flato in im
VI. Boek van de Wetten, -jiatmeer 'jiy zeij
geeiten Os dmfden froeven. ^lu„us verhaaid
In hct VIII. lioek het kap. dat opde
Peellen der 'Diipoliers en Bufhoniers een Os
gcllagt zynde, het zwaard veroordceld wierd,
ais de oorzaak van den dooddag. Ten tyde
van Eneas, volgens Aratus,
Heikn i «de Ofengefroefi
Cicero in het II. liock van de NatnurderClden
daalt af tot de yzere eemi't)'d
Mmr na dat het kofer geßagt op het aarl
ryk isgekomen e. z. v.
En het gemoed verblyd is het yzer metul
de Egyptens/en en l'bemders zouácn Heeft de Micr ook aan
pmakkelyker, volgens?^ff?/?¿)ri»/, gebracht t^fden vcnmt.
kunnen worden tot hct eecenvan Menfchen
m I X Í ) «IMe getuygd liy Tlmim in het VII. Boek het ,6.kap. AHercdous
van de / i ^ r ^m, Cyrev^ers, /¡/ri- ferb»,i de zoan van Murs heeit ¿¡eelie ¡a
^ . » . » v a n t gypt ena f tothe t r«. „ , / tóAÍ „ r . Bceitg.äood, TrometZu i X A Z
Uyt een ander begmzel ilraf.ten de Phryg,n, ¿«/de Menfchen van zyne h^uwe afliSdengencn,
d,e eenen ploegenden Os hadge- kende van de flachth"gX ¿Xn tí
'X: f