í í '
íiiv
!li
504 G E E S T £ L Y K E
Schfnt onweirßanelyk, en elk tot fchrik te flrekken-,
JVaar op de Godbeid komt des ''jong'lttigs kragt verwekken.
'Dies treed by moedig toe, en vaU dien vyand aan.
2);> G O D ten byßand beeft kan niemant -^-ederßaau.
Hy gryj>t dit dier ßraks aan met ongeméte kragten;
Zyn vyand woeá vergeefs, om «aar zyn dood te tragt en %
hy toond zyn klaaitwen, en zyn tanden y ais uer-ü^-oed.
Ve dapfre SIMSON treed hem toe vol ed'len moed,
Om zynen vyand met zyn banden te verfcheuren.
¿ lVf>nderbdre G O D! íi-aí zien wy bier gebeuren ?
Hy rnkt den L E K U W van een, ge[)k me een Boéje doet,
vyand. i die zo beet en grétig was naar bloed.
Moer met zyn eigen bloed dien aanval tbans betdlen.
TienJongen SIMSON zien wy vrolyk zegepralen^
Zyn vyand legt geveld; de vreeszelyke LEEU W
Ontruß hem nu geen meér met zyn verwoed gefchreeww^
Zyn kragt en leven zyn hem op één tyd ontnomen^
En onze he Id beeft nit voor hem geen meér te fihrómen,
Hy vol^d zyne Onders na met een verheugd gemoed.
En ßeiind GODS geleide, ais 't ' "
IN het Gefchledenis-verhaal van Simfon körnen
doorgaans zaken voor, dewelke de
Spotters, Atheiilen en Deiilen aangrypenom
de geloofwaardigheid van het Heillige Beekblad
te onezenuwen, en om alle de daden
van dezen Held, door Goddelyk getuygenis
goed gekeurd, in enkele Verdichtzelen te
veranderen. Die dusdanige verachters van
deHeillige Schriftuur wil of wederleggen,
of in dekr ing der reede dwingen, die heeft
van noden de Schole der Natuur in te gaan,
alhier zuliende zien, wat deze krachten hier
vermögen, want zy weigeren tetorffchen.
De Letu'jj is een Beeil zeer zeldzaam in
Paleftine tegenwoordig, oudstyds veel gemeender
in Judea, Syrie, Arabie. De getuvgeniiTen
verfchafc de Gewyde enongewyd
e Gefchiedenis. Hogel. IV.Ü. Bymyvanden
Libanon a f ; 0 ßruydy komt by my van den Libanon
af: ziet van den top van/¡mana, van dm
top Setiirs (nde Hermons, van de woomngen der
Leeuwinnen , van de bergen der Luypaarde».
Hoor den dreigenden Jeremias Kap. V 6
Vaarom hteftze em Lesuw uyt de» woade verflogen
^ een IVolf der mldernißen zalze vcrivoeßen,
em Luypaart waakt legen hare ßceden, al
leite dezehe uyrgaat zal verfehaird worden. \Vy
leezen dat de BEßRE Leewj:;engezondm heeft
tegendeSamaritanen, diehendoodden, 2.Kon.
XVII. 25. Van den Leeuvv doodende den
Profeet i. Kon. XIII. 24 en i. Kon. XX. 36.
Maar ook vinden wy Helden Leeuwen doodende:
Simfon in den Text : David i. Sam.
XVII. 3i. Benaja 2. Sam. XXIII. 20.
Van de Leeuwen van Paleftina hebben wy
ook ongewyde getuygenilTen van Job. Phocas,
die voor vyf en me6r eeuwen van Judea heeft
gefchreeven kap. i j . dat by de Rtetplaatzen
aan de Jordaan Leeuwen by hoopen zieh 01'
den, Het zeifde gctiiygd Hieronymu.
Zach. XI. In Phenicie tuflchen Berytus en
Sidon de Leeuwen-ßad, Leoniopohs , aan de
Riviervan denzelven naam, van welke ook
Sir abo, Phnius, 'Ptolmieiis melding gemaakc
hebben. Van de LeeuvvenvanSyriegewaagd
JJrißot. Hiß. VI. Boek, 31 - Kap. Tlwtus VIII.
Boek, 16. kap. Curtius in het VIII. Boek. alwaar
Lyfimachus, gezegt word op de jachc
eenen grooten Leeuw te b.ebben gedood.
Van de Leeuwen in Alejopotamie yimmianus
VIII. Boek. Van Mie Agatharchides V. Boek,
33. kap. DiodorusW. Boek, enhetlll. Strabo
XVI. Boek. Oppianus Cyneget. III. Boek.
Nu zal dan ten Toneele gevoerd worden
de Leeuwen dood er Simfon. Deze kwam
-denva» Thmneth cenjouge Leeuw
In den Text leeil \x^e:\\Cephirhara.
een jong der Leeuwinnen. Men moct
hier in het voorbygaan aantekencn, dat de Oorterfche
Volkeren veeie namen hebben voor
een Dier, naar mate van geflagt, ouderdom,
grootte. verwe, andere Toevallen. Ja aan
den Leeuvv over de 100. Ce/j/j/rindenText,
leouiiskosjeontideys, Icoiitidion, iscenjong, van
een Leeuw, nochtans vohvaiTener dan^:«?-^^-
jeb. Dit is kiaar uyt Ezech. XIX. 2. IVatwas
uwe moedir? tene Leeuwmne onder de Leeuwen
nederliggende : zy bracht han welpen op in het
mtddeu der jonge leeuwen. vs. 3. Zy toog nn een
van bare welpen op: het wterd eenjonge Leeuw :
die her de roof íe rooven, hy at tnenjchen op. Het
blykc daar uyt , dat ccn Leeuwt j e van de melk,
dac zelf leerd roof te verfcheuren, van Gur
te worden Ophir. Dusdanige Leeuw befchryfc
iioratm in het IV. Boek. 4 Licrdiclit.
Qiialemve Ulis cuprea ^/¡faiis
Iruenta, fulva matris ab ubere
y am líií?e dcpulfum Lconem
Deute novo peritura vidit.
Of
N A T U U R K
Of gelyk eene Geyte yverigbezichopdeaangename
weiden, eenen Leeuw ziet verfch
afgetrokken van de mclkuijer zyner gele Moed
e r , door deszelfs jonge tand zullcnde omkomen.
Maar ook onze zclve Ophir word vers 8.
a;;/e^genaamt, welkwoord ook in het geracen
allenLeeuw betekend, zondcr aanzien op den
ouderdom. Klaar is dituytdetegenwoordige
gefchiedenis, en A'/wfAidwaald , diearjth eenen
meer oud van leeftyd wil, als Cephii is. Zie
ßochart Hierozuic. I. Deel. 11!. B o e k , 1. Kap.
Deze onze Ophir J/OT/£?«aangevallen, of
trachtte hem aan te vallen, als eerltelingen
van den buyt : door het brüllen blies hy allarm.
Doch deze zelve jonger Leeuw is geweeil
voor Simfon een Proeflluk, namentlyk van
krachten, welke hy bezat. Hy wasvoorzien
met zyne gehele wapenrulling, de aangrypende
en bytende macht, Simfon ongevvapend,
daar en was niets m zyne hand. Manrde Gee/i
des HEEREN -werd veerdtg over hem, die
door Goddelyke ingeving aangeblazen, door
eene onwinbare kracht gewapend, den Leeuw
van een gejcheurd heeft, gelykmen een Buksken
van een fcheurd. De ComplutenzerGriekfche
Overzetting heeft diespafen, hy heeft verfcheurd,
anderen Junetripzen, hy heeft vertrapt. Mag
men Jofefus geloven in het V. Roek, het lo.
kap. der Joodfche Oiidh. is de Leeuw door Simfon
verworgt. Zo ook /JmOroßus m den 13.
Brief aan Figdius. Den op hem aanvallenden tn
de armen ontvat hebhende dood hy^ en doormiddel
zyner armen omzielt by. Ten eenemaal als
Herkules een Leeuw gedood te hebben gezegt
Word. Lycus by Luripides in den raztnden Herkules,
vers 153.
U N D E.
Of den Nemeefchen Leeuw, welken hy zegt
•I zynde door de ßrikken vi
zyne armen
Claudianus in Herkules Löf.
. . Gy vali aan op den tnllenden, enmet
uwe armen aileen aangrypenäe deg'00te keeìen,
de beete hebbende vereideld, werptgy den machieloozen
vyand ter aar de, hem den nek hebbende
gebroken.
Behalven andere getuygeniiTen van Herkules
, dewelke men kan l'eczen by Sofokles m
Trachmus vers 1096. Ocero II. hoek der Tuskul.
Fragen. Ovidius IX. Boek der Herfchepping,
Seneca in Herkules Oetarus, Agamemnon,
Herkules Razende:Nonnus T>ionyf XXV. Boek.
Apollodorus II. Boek. DiodorusW.^otk. JzetzesChiliäd:
iHiß.ioi.
De hedendaagfche Wiskundigen, de beroemde
Borellus voorgaande, gelyk zy de
Konftvverken van eene oneindigenKonft van de
Lichamen der Menfchen en der Beeilen na-
60s
fpeuren, volgens den regel der Tuygwerkkun
dige wetten, zo brengen zy ook tot overrekeningen
alle de krachten van de Spieren,
hier in het byzonder van die gene, dewelke
de Kin en het onderlle Kakebeen bewegen,
en zy bevindtn, eene vergelykiiige gemaakt
zynde by eene Tange, dat de Kin van een
Menfch om een gewicht van 200 Ponden
op te beuren krachten gebruykt grootcr
dan 160. Ponden, dat dat groote werk
verrichten de blaasjes, zo gy wilt, oneindig
klein, of het zeiiuwe-vocht, alle zinnen bedriegende.
Doch om dat de Leeuwen een
uytgeih-ekc Kakebeen hebben, en voorile Tanden,
zo hebben zy de Spille, op welke het
Kakebeen op cn nedergaat vyfm^ial grooter
als de aflland van de Spierenzelve, zozaldezer
kracht tienmaal grooter zyn dan de tegcnftand,
en die kracht, waar door een Leeuw
eenOs van+00. ponden gevat hebbende,vailhoud
grooter dan 1080. Ponden, welkebimion
zelf nu door hulpe der Spieren van zynen
arm heeft overwonncn, den Leeuw van een
Jcheurende, gelykmen een boksken van een ßheurt,
waarlyk niet door eigene krachten, dcwelke
hy van Natuure niet heeft gehad, maar ten
eenemaal door de Goddelyke macht geholpen;
zo dat derhalven deze verfcheuring onder
de W ondervverken moet gerekend worden.
Voornamentlyk zyn hieraantekenswaardig
die dingen, dewelke vers 8. ilaan van de
Zwerm by 'en in bet Luhaam, of dood aas, van
den Leeuw en van de Honwg. DeSchoIartyken
vinden alhier eene ilerkte voor hunne
dubbelzinnigeVoortteeling. Want, ziedaar,
een Zwerm Byen uyt het AasdesLeeuwsgeteeltlGelyk
doorgaans by de ongewyde Schryvers
Byen geteeld uyt 0(J'en, Hommels uyt Gaarden
, Holßels uyt Muylezels, Schallebyters en
fVefpen uyt Ezels. Doch des te meSr moet
deze Gefchiedenis aangemerkt worden, om
dat, volgens het zeggen der gener, die de
Befchryving der Dieren gemaakt hebben, de
Byen niet wel met vleefch over een komen,
en noch veel minder met een ftinkend dood
kreng. Artßot.lX.^ock 40. kap. fwyi r i a
ka de oudenos katizei, oude ofzapba^ei. Farro
Rußic. III. Boek, kap. 16. geen van dezegaat
Zilien of eene befmetie plaats, of op eene, die
kwalyk riekt —— zy Itkben met gelyk de Fliegen,
om dat niemant dezelve ziet (gelyk als
die ) op vleejch, of op ßhed, of op Fei. En
Plmus in het IX. Boek, ii.kap.vandeVIiegen
en Wespen: Me eeienzyvleefch: integendeel
van de Byen, dewelke geen lichaam aanraa.
keu. Phile van de Beye.
En wel voorzichlig eifcht zy een kuyßh leven.
Noch procfi verfcheurd vleefch van dode
kr engen.
P p p p p p En