r
If'M
aif
G E E S T E L Y K E
6o%
dcwelke niets voortbvengt dnn Doornen cn '
Vruchtcn of van w e inig, of van gcen gcbruyk.
A. De Ülyfboom Frimb. CCCLXX\ III.
een Zinncbeeld van Vreedc, ijarmh-Artigheid,
eere en Vruchlbaarheid, cidcrsbeichreeven >
20ude aan de J/V/jirwi/tv/kunnenbcIovcneene
zacht7.innige regecring» overdaad ende welluil.
welke zy onder deszelfs fchaduvve xouden
kunnen genieten, Hy is onder de ßoomcn
zoortc van eene eenbladige ßloeme, doorgaans
in vier verdeeld , welker Üceleindigc in
eene eironde, zachire vriicht, met een langwerpige
ileentje en kern bevruciit; cn vcrfcliaft
olie in milden overvloed , heerlyk tot
veele gebruyken. Doch de Zaai-olyfboom ,
cm dar die uycgedrukc is Printbl. LXIII. 20
jftelle ik ter neder' den 'wilJe» Ohfboom met
een zacht grys bUd C. ß- welke byzommigeii
i s het zizy^htis uyt Kapfadocie, de Bohccr».
/che Ohfboom I. Ii.
B. DeVygeboomCCCLXXVIII. doorde
zoetigheid van de langpuntige rnnde, of eironde,
zaclue vrucht, by de üuden na den
Honing geroemd : een Boom ten eeneraaal
met een byzonder kenmerk begaafc. namentlyk
welkers ßloemen in de holligheid van de
vrucht zelvegroeijen, namentlykeenigedunne
haertjes uyt zeker windzel te voorfchyn
körnende , dal ten meerendeele langwerpig
rondzaad bevat, Toarnif. bl 662. Print
410. Welk merkteken men kan zien op den
Rand Printb. XXIX. Doch doordiendegemene
Vygeboom bereeds vertoond is op het
XXVI. Printbl. en op het XXIX. zo heeft
het my nu behaagduytdeA'i?/z/«?/. Befchryv.
van Jamaica van den Wel Ed. iJ/öii/ielLSl.uk,
bl. 140. Print 223. voor oogen te Hellen <«'.?«
grootße» Indiaanjche i-'igehoom , met een langtuerpig
blad , door vezeltjes van de hoogjte
iakkett neäergelaieu ii-orie/s fchictende , zieh
voort^lantende., met eene kkinderbioediieronde
vrucht. Welker befchryving en andere
gelyknamige aldaar kunnen gezien worden.
C. De fVynßok CCCLXXIX. De nabeilaande
van Bacchus onder het geflagt van
Boomen, of Heeilers met eene roosverwige
bloem, welker ileel eindigd in eene zachte,
vleezige Bezie vol zap, doorgnans met vier
zaden of korrels, van gedaante ecner peer,
bevruchi. Tournef. hijlit. bl. 615. Print 384.
Van derzelver voortgebrachte,deMort,zegt
d e Hei l ige Schryver. datdie Cioden Mcnfihen
vrolykmaaktt gelyk boven van den ülyfboom,
dat die door zyne vetlighetd van Goä en menfchen
Wordgefrezcn. Niet om datdeGoden
wegens het drinken van oly en ceugen van
Wyn zieh onderling vervrolvkcn, welk her
Verdiehtzel der oude Heidenen wegens de
Nektar geweeil is. Daar word te kennen gc-
. geven al het gebruyk van den Wyn by Üfferhanden
en Drank-ofFers, van dewelke ^aubertus
haodeld over de 0fferbanden ^ kap. 18.
^5•. Ry aldien ik de Mcofchen befchouvve,
zo zie ik de krachten van den Wyn, zodronkcn
niakendc, als verheugevde. Van deze
zaken is elders gehandelt. Dcze makenwaar
te 7.yn de mcdcgezcHen van Bacchus door hunlieder
klapachtighcid. gezang, fpringen,gc.
baarden en daden. Namcntlyk;
De fFyn maaki dappcrhsid, en ßeekt dczeL
ve aan door bitten.
De blydfchapbeßaatineenenfnellen, nietopgehouwdcn
loop van het bloed. eene fterke
uytdryving van hec zelve uyt de beddens van
het Herie tot aan de alderuycerlte adertjes,
derhalvcn in ecnen Inelder invloed van hec
zcnuwe-vocht, grootcr bevveeging van het
gehele Lichaam , waar door alles bezield word,
de fpraak-\A'crkcuygen tot geduurige beweegingen
gewekt worden, de oogen glinileren
en worden door ongeregelde beweegingen
bewogen, tetaangezichtwordrood, deLedtn
worden gezu'inc. Dit zynnamentlykde
eerile uytvverkingen van den Wyn, ofüever
van de Lucht zieh en de vaten uytzettende:
de eerile, zeggeik, wancby aldien het koftbaar
V'ocht onmatig gedronken deze palen te
buyten gaat, worden de üagadertjes van de
Herilenen en Hcrflenvliesjcs teveel uytgezet,
de voorcdryving der dünne-adertjes overmeeliert,
de vrolykheid gaat over tot eenen
ilaapluft aan den dronkeneneigen, eenvoorbode
menigwerf van ongevoeügheid, ja van
beroerdheid. Bacchus vochc is gelyk aan
de fneede van een fcherp mes , waar door vele
goede en nuttige dingen gedaan kunnen worden,
maar ook vele kwaden verriebt: gelyk
degezondheid door den Wyn kan bevorderd,
maar ook verdorven worden: '¿ieKcclefiaih
XXXI. enz: De H'yn is den men fchen ¿elyk
het leven , indien gy denzelven niatelyk
drinkt. vs 31. ¡Vat vcor een levcn heeft hf,
dien het aan IV-vn ontbreekt ? want hy isgefcha.
peu om den MeJifchen te vnbeugen, vs. j t . De
IVyn Viaakt vrolykheid des herten, ende verheujiinge
acr ziele , ter rechter tyd, en zoo
vecle geiioeg is gedronken. vs. Maar vecl
izyns gedionken veroorzaakt bitterhcid der ziele
door t'-jjistinge ende ongeval. vs. 34. 'De
droi'iken/chäp des onveyzen verrneerderd zyne
gramjihaptoi aanfhot: verminäerdßerkte, en
brengt 'oDonden. De wyn matiglyk genomen
is een hulpmiddel voor de verdagenen, en
donr droefheid aangetallcn. De IVyn ver'
beugd het bertedes Älevjcben. Pf.ClV. 15. Gfz
et ßerkcn drank den geiien die verloren gaat
ende ¡Vyn dcHgenen^ diebitterlykbedroejtvan
ziele zyn. Dat hy dritike ende zyne armoede
vergete; ende zyner moeyle niet meer en gedenke.
Sprculc.XXXI.6. 7.
Ik gau voort lot Atad^ het Beeldfprakelyke
van eenen Dwingeland, die door de Inydende
TAB rcci.xy_x:
luD. Cap. XIV V ä 6.
Sunsoji A.iCTTfiöoi'öi
^{ttrr-^Üohier- cC'.Wut. xxiiVv.. 1r- so.. tti